ECLI:NL:RBSGR:2006:AY3634
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C.M. Reinarz
- M.P. Meeuwisse
- F.C.J.E. van Hemert - Meeuwis
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met deelname aan criminele organisatie en oplichting van vreemdelingen
De rechtbank 's-Gravenhage, zittinghoudend in de nevenzittingsplaats Middelburg, heeft op 4 juli 2006 uitspraak gedaan in een zaak waarin zes verdachten, waaronder veroordeelde D, zijn veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met het oplichten van vreemdelingen. In deze uitspraak werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld en werd aan de veroordeelden de verplichting opgelegd om dit voordeel terug te betalen aan de Staat. Veroordeelde D werd verplicht om een bedrag van € 70.996,17 terug te betalen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 86.956,17 had geschat, toegewezen, maar na aftrek van kosten en belastingen kwam de rechtbank tot een netto bedrag van € 70.996,17 dat terugbetaald moest worden.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman van veroordeelde D gehoord, die stelde dat de BTW en andere kosten in mindering moesten worden gebracht op het te ontnemen bedrag. De officier van justitie betwistte deze verweren en stelde dat de griffiekosten als voordeel moesten worden meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit de baten van de strafbare feiten en dat de vordering van de officier van justitie op de juiste wijze was onderbouwd.
De rechtbank heeft de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel correct was vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure en is openbaar uitgesproken op de zitting van 4 juli 2006.