ECLI:NL:RBSGR:2006:AY0283

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535135-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Knol
  • A. Berendsen
  • P. Spaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes door leraar

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 juni 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een leraar die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De verdachte, die lesgaf aan de slachtoffers, heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, en het in bezit hebben van kinderporno. De slachtoffers waren meisjes in de leeftijd van 14 tot en met 16 jaar, die zich in een kwetsbare fase van hun leven bevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld als leraar en dat hij een patroon van dergelijk gedrag heeft vertoond.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het Pro Justitia Rapport van prof.dr. R. Bullens betrokken, waarin werd vastgesteld dat de verdachte weinig zelfinzicht heeft en een persoonlijkheidsstoornis vertoont. De rapporteur adviseerde een deels onvoorwaardelijke, deels voorwaardelijke straf, met ambulante behandeling om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder het verbod om onderwijs te geven aan minderjarigen en deelname aan een behandeling bij 'De Waag'.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder ontucht met minderjarigen en het in bezit hebben van kinderporno, en is strafbaar verklaard volgens de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/535135-06
's-Gravenhage, 16 juni 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, P.C.S. JHvB De Sprang, Unit 3 te ‘s-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 juni 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr drs M.F. Laning, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Kramer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte geen beroepen zal uitoefenen dan wel activiteiten zal ontplooien waarbij hij contact heeft met minderjarigen, alsmede dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dat inhoudt het meewerken aan een behandeling bij de Waag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 3500,= en van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1000,=. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 3500,=, subsidiair 70 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] en een bedrag groot € 1000,=, subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Het verweer van de raadsvrouw van verdachte dat de onder 1, 2 en 3 telastgelegde gedragingen zijn aan te merken als een voortgezette handeling wordt door de rechtbank niet gevolgd. Om als één voortgezette handeling te worden beschouwd dienen de gedragingen een uiting te zijn van één ongeoorloofd wilsbesluit. Daarvan is geen sprake.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met minderjarige meisjes aan wie hij les heeft gegeven dan wel die hij via school heeft ontmoet. Voorts heeft hij afbeeldingen van een minderjarige gemaakt en in zijn bezit gehad die zijn te bestempelen als kinderporno en heeft hij minderjarigen bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen bij zichzelf. Telkenmale waren de slachtoffers meisjes in de leeftijdscategorie van 14 tot en met 16 jaar, die zich in een kwetsbare fase van hun leven bevonden dan wel psychische problemen hadden. Verdachte was hiervan op de hoogte. Hij is er iedere keer in geslaagd het vertrouwen van de slachtoffers te winnen door hen aandacht en complimentjes te geven en als een soort hulpverlener met betrekking tot hun psychische problemen op te treden.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij er een patroon van handelen op nahield en misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en overwicht dat hij als volwassene en als leraar op deze slachtoffers had. Van hem had verwacht mogen worden dat juist hij grenzen in acht zou nemen en in het belang van de jeugdige slachtoffers zou handelen. Bij meisjes van deze leeftijd zijn de vaardigheden om zich te verweren tegen maatschappelijk ongewenste toenaderingen over het algemeen nog onvoldoende ontwikkeld. De verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de jeugdige slachtoffers. Naar de ervaring leert, kunnen jeugdige slachtoffers van ontucht hiervan op latere leeftijd ernstig nadelige gevolgen ondervinden. Hij heeft niet alleen bij de slachtoffers zelf maar ook bij hun familieleden veel leed veroorzaakt. Verdachte had zich van deze mogelijke gevolgen bewust moeten zijn.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 23 februari 2006, niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia Rapport d.d. 29 mei 2006, opgemaakt door prof.dr. R. Bullens, vast beëdigd deskundige. De rapporteur heeft vastgesteld dat verdachte weinig zelfinzicht toont en sterk de neiging heeft om de schuld buiten zichzelf te plaatsen. In contact met anderen toont hij zich enerzijds gedienstig, maar bedient hij zich anderzijds van berekenend, sturend en “zuigend” gedrag (leugens, manipulaties). Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis, maar verdachte kan volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Volgens de rapporteur lijkt een deels onvoorwaardelijke, deels voorwaardelijke straf aangewezen. Hiervan zal enig preventief effect kunnen uitgaan. Ter voorkoming van recidive op langere termijn is ambulante behandeling aangewezen, bijvoorbeeld bij “De Waag”. Deze behandeling dient zich – gedurende een zo lang mogelijke periode – te richten op het ontwikkelen van een eigen identiteit, het vergroten van zelfinzicht, het erkennen van de eigen (seksuele, maar ook machts)gevoelens en het hiermee leren omgaan, het nemen van verantwoordelijkheid, het erkennen en tegengaan van de cognitieve vervormingen en “grooming” (i.e. het misbruik voorbereidende/plannende proces), en het zoeken naar alternatieven voor het laten afvloeien van ongewenste (seksuele) driften.
De rechtbank neemt de conclusies uit dit rapport over en maakt deze tot de hare.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf en maatregel passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering, tot vergoeding van immateriële schade, bij wijze van voorschot, tot een bedrag van € 3500,=.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade is toegebracht en de hoogte van het gevorderde voorschot op de schadevergoeding de rechtbank redelijk en billijk voorkomt, zal de vordering, bij wijze van voorschot, worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot vergoeding van immateriële schade, bij wijze van voorschot, tot een bedrag van € 1000,=.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht en de hoogte van het gevorderde voorschot op de schadevergoeding de rechtbank redelijk en billijk voorkomt, zal de vordering, bij wijze van voorschot, worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3500,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
Nu verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 240b, 248a, 245, 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1 primair en 4 primair:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in het bezit hebben, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3 en 6:
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding een minderjarige, wiens minderjarigheid de dader kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 21 februari 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 24 februari 2006,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd geen onderwijs aan minderjarigen zal geven alsmede
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien een dergelijke aanwijzing inhoudt dat hij moet deelnemen aan het volgen van een behandeling bij “De Waag” te ‘s-Gravenhage;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, bij wijze van voorschot toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan :
- [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], een bedrag van € 3500,=,
- [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], een bedrag van € 1000,=,
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 3500,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] en een bedrag groot
€ 1000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 respectievelijk 20 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Knol, voorzitter,
Berendsen en Spaans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Meijers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2006.
mr Spaans is buiten staat dit vonnis te ondertekenen