ECLI:NL:RBSGR:2006:AY0268
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de vastgestelde aanslagen onroerende-zaakbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning, gelegen aan [a-straat] te [Q.]. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de gemeente vastgestelde waarde van € 299.766, die was vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2003. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 265.000, onderbouwd door een taxatierapport van L. Oosterhof, die de woning op 8 februari 2005 had getaxeerd op € 275.000.
De rechtbank oordeelde dat verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente [Q.], niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde in verhouding stond tot de verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten. Eiser voerde aan dat de woning aan een drukke straat ligt, terwijl de vergelijkingsobjecten in rustige zijstraten zijn gelegen. Dit verschil in ligging was niet in de waardebepaling meegenomen. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning op de waardepeildatum € 265.000 bedraagt, en vernietigde de uitspraak op bezwaar van verweerder.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die beperkt waren tot reiskosten voor het bijwonen van de zitting, en werd gelast dat de gemeente [Q.] het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde waardebepaling door de gemeente, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van de onroerende zaak.