ECLI:NL:RBSGR:2006:AY0135

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/5745 IB/PVV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonheffing over schadeloosstelling als stamrecht en de verrekening met inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de vraag centraal of de loonheffing over een schadeloosstelling die als stamrecht is aangewend, tot het loon behoort en of deze kan worden verrekend met de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. Eiser, die tot 15 juli 2001 in dienst was van [A] BV, ontving een schadeloosstelling van f. 175.000 (€ 79.412) na ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. De ex-werkgever had loonheffing ingehouden en de schadeloosstelling opgeschort in verband met een stamrechtovereenkomst met eiser en [B] BV.

De Belastingdienst had goedgekeurd dat de schadeloosstelling niet tot het loon behoort, maar bij de aanslag inkomstenbelasting werd de ingehouden loonheffing over de schadeloosstelling niet verrekend. Eiser stelde dat de ex-werkgever loonheffing had ingehouden en dat deze kon worden verrekend met zijn aanslag. De rechtbank oordeelde dat de loonheffing over de schadeloosstelling was afgedragen en dus ook als ingehouden kon worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de belastingaanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.112, met verrekening van een bedrag aan voorheffingen van € 65.901.

De rechtbank concludeerde dat de schadeloosstelling, inclusief de afgedragen loonheffing, tot het loon moet worden gerekend. Eiser had recht op verrekening van de ingehouden loonheffing, wat leidde tot een aanpassing van de aanslag. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 maart 2006 door mr. K.M. Braun, in aanwezigheid van griffier mr. I. Lampe-Selanno.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/5745 IB/PVV
Uitspraakdatum: 1 maart 2006
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [ te P], kantoor [plaats], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 4 juli 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2001 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.818 (aanslagnummer [000.00.000.0.00]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2006. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. L.G.W.M. Kapel.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.112 met verrekening van een bedrag van € 65.901 aan voorheffingen, en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.
2. Gronden
2.1 Eiser was tot 15 juli 2001 in dienst van [A] BV (hierna: de ex-werkgever). De arbeidsovereenkomst is door de kantonrechter ontbonden. In verband hiermee is aan eiser op de hiervoor genoemde datum een schadeloosstelling toegekend van f. 175.000 (€ 79.412).
2.2 De ex-werkgever heeft per ultimo juli 2001 een salarisafrekening opgesteld, waarbij rekening is gehouden met loonheffing.
2.3 Eiser hield in het onderhavige jaar alle aandelen [B] BV (hierna: de BV). Eiser wilde de hiervoor genoemde schadeloosstelling als stamrecht in deze BV onderbrengen. In verband hiermee heeft eiser de ex-werkgever verzocht de betaling van de schadeloosstelling op te schorten.
2.4 Op 6 september 2001 is een stamrechtovereenkomst gesloten tussen de ex-werkgever, eiser en de BV.
2.5 Op 21 september 2001 heeft de Belastingdienst Ondernemingen [Plaats] 1 goedgekeurd dat op deze stamrechtovereenkomst artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) van toepassing is, zodat de schadeloosstelling niet tot het loon behoort.
2.6 Niet in geschil is dat door de ex-werkgever f 175.000 (€ 79.412) aan de BV is overgemaakt.
2.7 De jaaropgaaf die eiser over het jaar 2001 van de ex-werkgever heeft ontvangen vermeldt een loon van f. 289.550 (€ 131.392) en een bedrag aan ingehouden loonbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: loonheffing) van €f. 139.772 (€ 63.425). Vaststaat dat de schadeloosstelling van f. 175.000 (€ 79.412) en de daarover berekende loonheffing van f 41.294 (€ 91.000) in deze bedragen zijn begrepen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de ex-werkgever de loonheffing over de schadeloosstelling ook heeft afgedragen.
2.8 Eiser heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2001 het op de jaaropgaaf vermelde bedrag aan loonheffing als voorheffing aangegeven. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag het in de jaaropgaaf begrepen deel van de loonheffing dat ziet op de schadeloosstelling niet met de aanslag verrekend. Het tegen de aanslag gerichte bezwaar is bij de bestreden uitspraak afgewezen.
2.9 In geschil is of eiser de over de schadeloosstelling afgedragen loonheffing kan verrekenen met zijn aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001.
2.10 Eiser heeft zakelijk weergegeven aangevoerd dat de ex-werkgever loonheffing heeft ingehouden over de schadeloosstelling. Zowel zijn salarisafrekening als zijn jaaropgaaf vermelden een ingehouden loonheffing van f 139.772 (€ 63.425). De foutieve betaling aan de BV is een zaak tussen eiser en de ex-werkgever.
2.11 Verweerder stelt zich op het standpunt dat over de schadeloosstelling geen loonheffing is ingehouden, omdat er geen bedrag aan loonheffing van de schadeloosstelling is afgezonderd. Het volledige bedrag van de schadeloosstelling is aan de BV betaald. De door de ex-werkgever verstrekte jaaropgaaf is onjuist en kan derhalve niet dienen als grondslag voor de verrekening van de loonheffing. De schadeloosstelling maakt geen deel uit van het verzamelinkomen. Eiser lijdt geen schade. Dat de ex-werkgever loonheffing heeft afgedragen is niet relevant. De ex-werkgever had de over de schadeloosstelling afgedragen loonheffing kunnen terugvorderen.
2.12 Ingevolge artikel 1 van de Wet LB wordt onder de naam loonbelasting van werknemers of hun inhoudingsplichtige (....) een directe belasting geheven. Ingevolge artikel 9.2, eerste lid, onder a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is de geheven loonbelasting, met uitzondering van de als eindheffing geheven loonbelasting, een voorheffing voor de inkomstenbelasting. Ingevolge artikel 9.2, vijfde lid, van de Wet IB 2001 wordt ook als voorheffing aangemerkt de bij wijze van inhouding geheven premie voor de volksverzekeringen met uitzondering van de bij wijze van eindheffing geheven premie voor de volksverzekeringen.
2.13 Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Wet LB wordt loonbelasting geheven door inhouding op het loon. Hieruit leidt de rechtbank af dat onder de geheven loonbelasting, de ingehouden loonbelasting moet worden verstaan.
2.14 Onder inhouding moet worden verstaan het van een bepaald overeengekomen bruto bedrag van het loon afzonderen van de later op aangifte af te dragen loonheffing, dan wel, indien een nettoloon is overeengekomen, het uit eigen middelen door de werkgever afzonderen van een bedrag voor de later op aangifte af te dragen loonheffing (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 22 juli 1981, BNB 1981/305 en 306). De afzondering moet geschieden met het oogmerk de loonheffing af te dragen. Nu in het onderhavige geval vaststaat dat de loonheffing over de schadeloosstelling is afgedragen, is de loonheffing naar het oordeel van de rechtbank ook ingehouden op de schadeloosstelling en kan eiser de ingehouden loonheffing verrekenen.
2.15 Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet LB is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Nu de onderhavige loonheffing uit de dienstbetrekking is genoten dient deze tot het loon te worden gerekend. Eiser dient daarom zijn loon te verhogen met de over de schadeloosstelling geheven loonheffing. Voor de heffing van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen bij eiser dient te worden uitgegaan van het gebruteerde loon, terwijl voor verrekening in aanmerking komt de door de werkgever afgedragen loonheffing. Derhalve vermindert de rechtbank de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.112 (€ 52.818 + € 41.292) met verrekening van een bedrag aan voorheffingen van € 65.901 (€ 24.607 + € 41.294).
2.16 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
2.17 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan op 1 maart 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van mr. I. Lampe-Selanno, griffier.