ECLI:NL:RBSGR:2006:AX8809

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB-05_967 WWB V
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen eerdere uitspraak inzake WWB

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 maart 2006 uitspraak gedaan over het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 4 november 2005. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond verklaard. De opposante diende op 19 december 2005 verzet in tegen deze uitspraak, maar vermeldde bij de indiening geen gronden van het verzet. De rechtbank heeft vervolgens tweemaal uitstel verleend voor het indienen van deze gronden, maar na het derde verzoek om uitstel op 28 februari 2006, heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.

De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzetschrift de gronden van het verzet moet bevatten. Aangezien de opposante geen gronden heeft ingediend binnen de gestelde termijnen, is het verzet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank ziet geen reden om de opposante te horen, omdat het verzet niet ontvankelijk is verklaard. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van 4 november 2005 in stand blijft.

De rechtbank concludeert dat de opposante niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van verzet, en verklaart het verzet niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. F. Mulder.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr: AWB 05/967 WWB V
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:55
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak op het verzet van
[Opposante], wonende te [woonplaats], opposante.
Ontstaan en loop van het geding
Bij uitspraak van 4 november 2005 heeft de rechtbank het beroep van opposante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 6 januari 2005 ongegrond verklaard.
Bij brief van 18 december 2005, ingekomen bij de rechtbank op 19 december 2005, heeft opposante verzet gedaan tegen deze uitspraak en heeft zij verzocht in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
Met brieven van 10 januari 2006 en 2 februari 2006 heeft de rechtbank ingestemd met verzoeken van opposante tot verlenging van de termijn waarbinnen de gronden van het verzet moeten zijn ingediend tot twee weken na dagtekening van iedere brief.
Met schrijven van 7 maart 2006 heeft de rechtbank het derde verzoek om uitstel van 28 februari 2006 afgewezen.
Opposante heeft geen gronden van het verzet ingediend.
Overwegingen
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8: 55, eerste lid, van de Awb bevat het verzetschrift de gronden van het verzet. Ingevolge artikel 6:6 Awb in samenhang met artikel 8:55, eerste lid, van de Awb, kan het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het verzet, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Opposante heeft bij de indiening van het verzetschrift geen gronden van het verzet vermeld. Opposante heeft slechts aangegeven verzet aan te tekenen tegen de uitspraak van de rechtbank van 4 november 2005.
Na tweemaal uitstel voor de indiening van gronden te hebben verleend heeft de rechtbank geen verder uitstel meer verleend. Er is binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen.
Het verzet is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Nu het verzet kennelijk niet-ontvankelijk is ziet de rechtbank geen reden opposante te horen.
Dat betekent dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan in stand blijft.
Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. F. Mulder.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de rechtbank ’s-Gravenhage,