ECLI:NL:RBSGR:2006:AX8738
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in bezwaarfase bij belastingaanslagen over 2001 en 2002
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 januari 2006, ging het om een beroep tegen de beslissing van de Belastingdienst over de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslagen voor de jaren 2001 en 2002, waarbij verweerder op 4 en 11 februari 2005 beslissingen had genomen. Op 17 mei 2005 werd een aanvullend besluit genomen waarin eiser alsnog een proceskostenvergoeding werd toegekend. Eiser was echter van mening dat deze vergoeding niet in verhouding stond tot de werkelijk gemaakte kosten en ging in beroep.
Tijdens de zitting op 10 januari 2006 was verweerder vertegenwoordigd door mr. E. Stolk, terwijl eiser niet was verschenen. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden. In de uitspraak werd het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van 17 mei 2005 vernietigd en werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten voor de bezwaarfase, vastgesteld op € 161. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) gelast om het griffierecht van € 37 aan eiser te vergoeden.
De rechtbank overwoog dat verweerder in de eerdere uitspraken op bezwaar niet was ingegaan op het verzoek om proceskostenvergoeding, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak. Eiser had gesteld dat hij door een onjuiste beoordeling van de Belastingdienst gedwongen was een externe adviseur in te schakelen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een hogere vergoeding rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat verweerder een hogere gewichtsfactor had moeten toekennen vanwege de samenhangende zaken, wat had geleid tot een hogere proceskostenvergoeding van € 483. Uiteindelijk werd de uitspraak gedaan door mr. D.A. Verburg, met griffier F.J. Crabbendam aanwezig.