ECLI:NL:RBSGR:2006:AX6829

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/23017
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een gemeenschapsonderdaan en de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 mei 2006 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de bewaring van een gemeenschapsonderdaan, eiseres, die in Nederland in bewaring was gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiseres had geen geldige identiteitsdocumenten overgelegd om haar beroep op verblijfsrecht te staven. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres van 19 april 2006 tot 3 mei 2006 de gelegenheid heeft gehad om haar Italiaanse nationaliteit aan te tonen, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte geen zelfstandig onderzoek naar haar nationaliteit heeft gedaan, niet houdbaar was. De rechtbank concludeerde dat de bewaring rechtmatig was, omdat eiseres niet kon aantonen dat zij rechtmatig verblijf had in Nederland en er ernstige redenen waren om te vermoeden dat zij zich aan haar uitzetting zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE, zittinghoudende te ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/23017
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2006
inzake
A,
geboren op [...] 1979,
nationaliteit Italiaanse,
eiseres,
gemachtigde mr. R.W. Koevoets,
tegen
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde drs. J.M.C. Vissers.
Procesverloop
Op 3 mei 2006 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 10 mei 2006, op diezelfde datum ontvangen ter griffie van de rechtbank, is namens eiseres beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 mei 2006, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. D.H. van den Elzen, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank beoordeelt thans of de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is.
2. Namens eiseres is - kort weergegeven - aangevoerd dat de inbewaringstelling onrechtmatig is, nu zij rechtmatig verblijf in Nederland heeft op grond van het bepaalde in de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L158 en L 229; hierna: Richtlijn 2004/38). Eiseres is sedert haar laatste verblijf in Italië nog geen drie maanden in Nederland. Zij heeft bij de politie in B aangifte gedaan van verlies van haar identiteitsbewijs. Het had op de weg van verweerder gelegen om de nationaliteit van eiseres bij de Italiaanse autoriteiten te verifiëren, of tenminste eiseres de gelegenheid te bieden bij de Italiaanse autoriteiten een vervangend reis- of identiteitsbewijs aan te vragen.
3. Verweerder heeft zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de bewaring rechtmatig is. Eiseres heeft haar Italiaanse nationaliteit niet ondubbelzinnig aangetoond. Eiseres heeft aldus geen rechtmatig verblijf in Nederland. Voorts wordt eiseres verdacht van een misdrijf, beschikt zij niet over voldoende middelen van bestaan en heeft zij geen vaste woon- of verblijfplaats.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is eiseres op 16 april 2006 aangehouden wegens verdenking van inbraak in een café, en is vervolgens voorgeleid en in verzekering gesteld. Eiseres heeft zich bij aanhouding en daarna niet gelegitimeerd. Tijdens het strafrechtelijk traject is eiseres op 19 april 2006 gehoord. Bij die gelegenheid heeft eiseres verklaard, dat zij sinds acht maanden in Nederland verblijft, dat zij niet beschikt over eigen inkomsten, dat zij haar paspoort ongeveer vier maanden geleden is kwijtgeraakt, en dat zij geen enkel identiteitsbewijs heeft. Zij is wel bij de ambassade van Italië geweest, maar men heeft haar verwezen naar het consulaat. Daar is eiseres nog niet geweest. Eiseres begrijpt dat zij gedurende twee weken de gelegenheid heeft om haar Italiaanse identiteit aan te tonen, en zal daartoe telefonisch contact opnemen met het consulaat. Tenslotte heeft eiseres verklaard dat zij begrijpt dat als het niet duidelijk is dat zij Italiaanse is, zij naar de Vreemdelingenpolitie zal moeten. Bij haar gehoor inbewaringstelling op 3 mei 2006 heeft eiseres geen andersluidende verklaringen afgelegd. Voorts blijkt uit de gedingstukken dat verweerder telefonisch contact heeft gehad met de Italiaanse autoriteiten, waaruit blijkt dat deze pas een onderzoek kunnen doen als bekend is wanneer een document is afgegeven en door wie. Daarnaast wil men dat alles officieel gaat. Verweerder heeft hieruit opgemaakt dat een afspraak zal moeten worden gemaakt voor een officiële presentatie in persoon bij de Italiaanse autoriteiten.
6. Het wettelijk kader is als volgt.
7. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) - voor zover hier van belang - wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder gemeenschapsonderdanen: onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie die op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gerechtigd zijn een andere lidstaat binnen te komen en er te verblijven.
Ingevolge de aanhef en onderdeel m. van dat artikel wordt verstaan onder vreemdeling: ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld.
Ingevolge artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000 heeft de vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zolang hij verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
8. Bij Koninklijk Besluit van 24 april 2005 (Stb. 2006, 215) is het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) aangepast aan Richtlijn 2004/38. Het Koninklijk Besluit is in werking getreden met ingang van 29 april 2006.
9. Ingevolge artikel 8.8, vierde lid, van het Vb 2000, zoals luidend met ingang van 29 april 2006, wordt een vreemdeling die niet beschikt over het vereiste document voor grensoverschrijding, niet uitgezet dan nadat hem gedurende een redelijke termijn de gelegenheid is gegeven dat document te verkrijgen of op andere wijze te laten vaststellen of bewijzen dat hij het recht op vrij verkeer en verblijf geniet.
Ingevolge artikel 8.11, gelezen in samenhang met artikel 8.7 van het Vb 2000, zoals deze luiden met ingang van 29 april 2006, heeft de vreemdeling die de nationaliteit bezit van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap rechtmatig verblijf gedurende een periode van drie maanden na inreis, indien hij:
a. beschikt over een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort; of
b. het bewijs van zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig met andere middelen levert.
10. Blijkens de Nota van Toelichting bij het Koninklijk Besluit bezit de burger van de Unie die door middel van een identiteitskaart zijn identiteit en nationaliteit aantoont, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 5 maart 1991 in de zaak met nummer C-376/89 (Giagounidis), het recht op verblijf. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 17 februari 2005 in de zaak met nummer C-215/03 (Oulane) doet het niet beschikken over een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort echter niet af aan de rechtmatigheid van het verblijf, indien het bewijs van identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig met andere middelen kan worden geleverd.
Voorts blijkt uit de Nota van Toelichting dat het nieuwe artikel 8.8, vierde lid, is ontleend aan artikel 5, vierde lid, van Richtlijn 2004/38. Ingevolge die bepaling stelt Nederland de burger van de Unie, die niet over de vereiste reisdocumenten of visa beschikt, alvorens tot uitzetting over te gaan binnen redelijke grenzen in de gelegenheid de vereiste documenten te verkrijgen of binnen een redelijke termijn te laten bezorgen, dan wel op andere wijze te laten vaststellen of te bewijzen dat hij het recht van vrij verkeer en verblijf geniet. Het vierde lid verplicht niet tot toegangverlening bij een enkel beroep op vrij verkeer, maar strekt ertoe de uitzetting binnen de grenzen van het redelijke op te schorten totdat de vreemdeling zijn aanspraak genoegzaam heeft kunnen staven.
11. De rechtbank overweegt als volgt.
12. Vast staat dat eiseres geen geldige identiteitskaart of geldig paspoort heeft overgelegd om haar beroep op een aan het EG-Verdrag ontleend verblijfsrecht te staven. Evenzeer staat vast dat eiseres het bewijs van haar identiteit en nationaliteit niet met andere middelen heeft geleverd.
13. Naar het oordeel van de rechtbank stond de stelling van eiseres dat zij de Italiaanse nationaliteit heeft niet aan toepassing van artikel 59 van de Vw 2000 in de weg, nu eiseres van 19 april 2006 tot 3 mei 2006 - derhalve voorafgaand aan de inbewaringstelling - de gelegenheid heeft gehad om alsnog ondubbelzinnig haar nationaliteit aan te tonen, en zij hiervan geen gebruik heeft gemaakt. De rechtbank acht, bezien in het licht van het proces-verbaal van gehoor van 19 april 2006, niet aannemelijk dat haar daartoe de mogelijkheden zijn onthouden.
14. De stelling van eiseres ter zitting dat verweerder ten onrechte niet zelfstandig onderzoek naar de nationaliteit van eiseres heeft gedaan, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat een zodanige verplichting niet voortvloeit uit de redactie van artikel 8.8, vierde lid, van het Vb 2000 of van artikel 5, vierde lid, van Richtlijn 2004/38. Bovendien heeft verweerder blijkens de gedingstukken wel degelijk - telefonisch - contact opgenomen met de Italiaanse autoriteiten. Niet valt in te zien dat verweerder niet op de mededelingen van de Italiaanse autoriteiten dienaangaande heeft mogen afgaan.
15. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden eiseres krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting in bewaring heeft gesteld.
16. Nu eiseres de gronden voor de inbewaringstelling overigens niet heeft betwist moet het oordeel luiden dat verweerder voldoende grond had ernstig te vermoeden dat eiseres zich aan haar uitzetting zou onttrekken.
17. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
18. Hetgeen overigens door eiseres is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
19. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. A.F.C.J. Mosheuvel als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van P. Bijen als griffier op 30 mei 2006.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij:
Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC ’s-Gravenhage
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
Afschriften verzonden: