ECLI:NL:RBSGR:2006:AX6562

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/41385
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdeling op basis van leeftijdsonderzoek en geboorteakte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 mei 2006 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een alleenstaande minderjarige vreemdeling van Ethiopische nationaliteit, tegen de weigering van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie om haar een verblijfsvergunning te verlenen. Eiseres had een geboorteakte overgelegd waaruit zou blijken dat zij geboren is in augustus 1984. De rechtbank diende te beoordelen of verweerder, door geen onderzoek te laten doen naar de authenticiteit van deze geboorteakte, heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheidseisen van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat verweerder niet kon volstaan met de verwijzing naar eerdere uitspraken in de asielprocedure van eiseres, waarin de waarde van de geboorteakte als identiteitsbewijs was betwist. In de huidige procedure was het van belang om de leeftijd van eiseres vast te stellen, waarvoor de geboorteakte wel degelijk relevant kon zijn. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de geboorteakte geen twijfel kon oproepen aan de uitkomsten van het leeftijdsonderzoek. Hierdoor was het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en niet gebaseerd op een draagkrachtige motivering. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,--.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 05/41385
V-nr: 070.203.9485
inzake: A, met een door verweerder toegekende geboortedatum van [...] juli 1981, van Ethiopische nationaliteit, wonende te B, eiseres,
gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels, advocaat te Utrecht,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.A. Eckhardt, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Bij besluit van 27 augustus 2002 heeft verweerder ambtshalve geweigerd eiseres in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 op grond van het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen (hierna: amv-beleid). Bij beroepschrift van 24 september 2002 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 11 november 2004 (AWB 02/73404) is het beroepschrift voor zover het zich richt tegen het ambtshalve weigeren van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangemerkt als een bezwaarschrift. Het bezwaar is aangevuld bij brief van 14 december 2004.
2. Bij beroepschrift van 11 februari 2005 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 22 juli 2005 (AWB 05/6543) is het beroep gegrond verklaard. Bij beroepschrift van 15 juni 2005 heeft eiseres wederom beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 22 juli 2005 (AWB 05/27178) is het beroep gegrond verklaard.
3. Op 16 augustus 2005 is eiseres gehoord door een ambtelijke commissie (ac). Het bezwaar is bij besluit van 17 augustus 2005 ongegrond verklaard.
4. Bij beroepschrift van 12 september 2005 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van diezelfde datum. Op 19 oktober 2005 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 28 oktober 2005 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2005. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. G.G.A.J. Adang, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig E. Dejene, als tolk in de Amhaarse taal.
6. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. FEITEN
In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
1. Op 11 mei 2000 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling. Bij besluit van 27 augustus 2002 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij (eerdergenoemde) uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 11 november 2004 is het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiseres bij beroepschrift van 17 december 2004 hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Bij uitspraak van 13 januari 2005 (200410331/1) heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.
2. Op 20 juli 2001 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de leeftijd van eiseres, waarvan op 25 oktober 2001 een verslag is opgemaakt. Geconcludeerd wordt daarin onder meer dat eiseres als meerderjarig kan worden beschouwd ten tijde van de asielaanvraag.
3. Op 4 augustus 2005 heeft een herbeoordeling van de röntgenfoto’s van het leeftijdsonderzoek plaatsgevonden. Daaruit volgt dat de juistheid van de oorspronkelijke beoordelingen wordt onderstreept en dat derhalve de conclusies worden gehandhaafd zoals deze verwoord werden in het op 25 oktober 2001 uitgebrachte verslag.
III. OVERWEGINGEN
1. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit, in het licht van de daartegen aangevoerde beroepsgronden, in rechte stand kan houden.
2. Verweerder heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het amv-beleid omdat uit het leeftijdsonderzoek is gebleken dat eiseres ten tijde van de asielaanvraag meerderjarig was. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 11 november 2004 in de asielprocedure van eiseres heeft de rechtbank overwogen dat verweerder zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat de door eiseres overgelegde geboorteakte niet als een identiteitsbewijs kan gelden en dat eiseres derhalve daarmee haar identiteit niet heeft onderbouwd. In de onderhavige procedure meent verweerder derhalve dat eiseres met dit document niet de door haar gestelde geboortedatum heeft onderbouwd. Bovendien heeft het document, gelet op de vastgeniete pasfoto van eiseres op latere leeftijd en het gebruik van eenvoudig blanco papier met onleesbare stempels, zo weinig overtuigingskracht dat dit geen twijfel kan oproepen aan de conclusies van het leeftijdsonderzoek.
3. Eiseres heeft - zakelijk weergegeven en voor zover gelet op het verhandelde ter zitting nog relevant - tegen het bestreden besluit aangevoerd dat verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van eiseres om de authenticiteit van de door haar overgelegde geboorteakte te onderzoeken. Eiseres heeft verweerder bij brief van 5 mei 2004 hierom verzocht. Uit de geboorteakte blijkt dat zij is geboren op [...] augustus 1984. Door geen onderzoek te plegen heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld, aldus eiseres.
4. Ingevolge artikel 13 van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd indien met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan wel indien internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.
5. Op grond van artikel 14, tweede lid, van de Vw 2000 wordt een verblijfsvergunning als bedoeld in dat artikel verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de beperkingen en voorschriften.
6. Ingevolge artikel 3.56 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, onder een beperking verband houdend met verblijf als alleenstaande vreemdeling worden verleend aan de alleenstaande minderjarige vreemdeling:
a. wiens aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Wet is afgewezen, anders dan met toepassing van artikel 30 van de Wet;
b. die zich naar het oordeel van Onze Minister niet zelfstandig kan handhaven in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan, en
c. voor wie naar het oordeel van Onze Minister, naar plaatselijke maatstaven gemeten, adequate opvang ontbreekt in het land van herkomst of een ander land waar hij redelijkerwijs naar toe kan gaan.
7. Het amv-beleid, zoals dat gold van 15 maart 1996 tot 4 januari 2001 is neergelegd in TBV 1996/1. Nadien is de werking van dit TBV verlengd voor alle gevallen waarin de aanvraag is ingediend vóór 4 januari 2001, zodat op onderhavige zaak het oude beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers van toepassing is.
8. Vooropgesteld wordt dat ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 een asielzoeker onder meer zijn leeftijd aannemelijk dient te maken. In paragraaf C5/24.4.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 is vermeld dat, indien een vreemdeling zijn gestelde leeftijd niet met documenten kan aantonen en getwijfeld wordt aan deze leeftijd, deze door medewerking te verlenen aan een leeftijdsonderzoek alsnog zijn gestelde leeftijd aannemelijk kan maken. Met het aanbieden van het leeftijdsonderzoek komt verweerder tegemoet in de voldoening van deze op de asielzoeker rustende verplichting. Het is vaste jurisprudentie dat de vreemdeling de uitkomsten van dit onderzoek kan betwisten door middel van een contra-expertise dan wel door concrete aanknopingspunten naar voren te brengen op grond waarvan verweerder aan de juistheid van de uitkomst van het leeftijdsonderzoek had moeten twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het (alsnog) overleggen van een voor de bepaling van de leeftijd relevant document een dergelijk concreet aanknopingspunt opleveren.
9. Door eiseres is een geboorteakte overgelegd waarin staat dat zij is geboren op [...] augustus 1984. Tussen partijen is in geschil of verweerder, door geen onderzoek te (laten) doen naar de authenticiteit van deze geboorteakte, al dan niet heeft gehandeld in strijd met het in artikel 3:2 van de Awb neergelegde vereiste van een zorgvuldige voorbereiding.
10. Verweerder meent dat geen sprake is van strijd met het vereiste van een zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming. Daartoe heeft hij in de eerste plaats verwezen naar eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 11 november 2004 in de asielprocedure van eiseres, waarin is overwogen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres toerekenbaar documentloos is en dat eiseres met het overleggen van een geboorteakte nog niet haar identiteit heeft aangetoond. In de tweede plaats heeft verweerder opgemerkt dat de door eiseres overgelegde geboorteakte, gelet op de uiterlijke kenmerken ervan, geen twijfel kan oproepen aan de uitkomst van het leeftijdsonderzoek. Volgens verweerder hoefde er dan ook geen onderzoek te geschieden naar de geboorteakte.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het eerste deel van de door hem gebezigde argumentatie niet kan worden gevolgd. De rechtbank acht de door verweerder aan zijn standpunt ten grondslag gelegde verwijzing naar de asielprocedure van eiseres en de daarin gegeven uitspraak niet voor de hand liggend. Redengevend hiervoor is dat in de asielprocedure het aannemelijk maken van de identiteit en nationaliteit centraal staat, terwijl het in onderhavige (reguliere) procedure gaat om het aannemelijk maken van enkel een specifiek onderdeel van de identiteit: de leeftijd. Nu blijkens verweerders reguliere beleid onder omstandigheden wel (enige) waarde kan toekomen aan een geboorteakte (zie bijvoorbeeld paragraaf B2/6.5.3 en B2/12 van de Vc 2000), is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat in asielprocedures volgens verweerders beleid geen waarde toekomt aan een geboorteakte bij beantwoording van de vraag of wat betreft identiteit en nationaliteit sprake is van toerekenbare ongedocumenteerdheid, voor de onderhavige procedure dan ook niet, althans niet zonder meer, relevant is.
12. Ook verweerders standpunt, dat het door eiseres overgelegde document, gelet op de uiterlijke kenmerken daarvan, zo weinig overtuigingskracht heeft dat dit geen twijfel kan oproepen aan de conclusies van het leeftijdsonderzoek, acht de rechtbank niet toereikend gemotiveerd en niet gebaseerd op een zorgvuldige voorbereiding. Verweerder heeft weliswaar een aantal uiterlijke kenmerken van het stuk genoemd, maar heeft niet inzichtelijk gemaakt op grond van welke informatie en/of deskundigheid ervan wordt uitgegaan dat het stuk door deze uiterlijke kenmerken geen twijfel kan oproepen aan de resultaten van het leeftijdsonderzoek en er dus geen onderzoek naar hoeft te geschieden. Zo is bijvoorbeeld niet aangegeven dat, en op welke manier, geboorteaktes in Ethiopië er anders uitzien dan het document dat door eiseres is overgelegd.
13. Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van verweerder in het bestreden besluit dat geen nader onderzoek hoefde te worden gedaan naar de door eiseres overgelegde geboorteakte, onzorgvuldig is voorbereid en niet gebaseerd op een draagkrachtige motivering.
14. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard, het bestreden besluit worden vernietigd en bepaald worden dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.
15. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
IV. BESLISSING
De rechtbank
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier.
Gewezen door mr. drs. H.J.M. Baldinger, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Siezen, griffier, en openbaar gemaakt op 8 mei 2006.
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc: AS
Coll:
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.