RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
zittinghoudende te Maastricht
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht
in verbinding met artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000
__________________________________________________
Reg.nr.: AWB 06/21109 VRONTN
Inzake: A, hierna te noemen eiseres,
gemachtigde mr. P.J. Schambergen, advocaat te Maastricht,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde drs. J.M.C. Vissers, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Eiseres stelt te zijn geboren op [...] 1968 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Op 4 april 2006 heeft verweerder eiseres in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000).
Bij kennisgeving, ontvangen op 1 mei 2006, heeft verweerder de rechtbank bericht dat eiseres met ingang van 4 april 2006 een maatregel als bedoeld in artikel 59 van de Vw 2000 is opgelegd. Na ontvangst van deze kennisgeving door de rechtbank wordt de vreemdeling krachtens artikel 94 van de Vw 2000 geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel alsmede een verzoek te hebben ingediend om toekenning van schadevergoeding.
Op 8 mei 2006 heeft de rechtbank een beroepschrift ontvangen gericht tegen de maatregel ex artikel 59 van de Vw 2000. Dit beroep dient echter te worden aangemerkt als een aanvulling van de gronden van het beroep dat voortvloeit uit eerder genoemde kennisgeving.
Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 15 mei 2006. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring na de indiening van het beroepschrift is opgeheven. Gelet hierop is thans nog slechts in geschil of de maatregel van bewaring eerder had moeten worden opgeheven en zo ja, of er aanleiding is een schadevergoeding op grond van artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen.
Namens eiseres is - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de kennisgeving te laat is verzonden. De bewaring is onrechtmatig en aan eiseres dient een schadevergoeding te worden toegekend.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken te Haarlem de kennisgeving heeft ontvangen op 1 mei 2006. Dit is de achtentwintigste dag na de bekendmaking van het besluit tot oplegging van de vrijheidsbenemende maatregel. Nu is gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 94, eerste lid van de Vw 2000, leidt de grief van eiseres niet tot het door haar beoogde resultaat.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden eiseres krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op uitzetting in bewaring heeft gesteld. Eiseres is niet in het bezit van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en heeft onvoldoende middelen van bestaan.
Gelet hierop bestaan ten aanzien van haar concrete aanwijzingen voor het vermoeden dat zij zich aan uitzetting zal onttrekken.
Uit de gedingstukken alsmede het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raadsman van eiseres op 5 april 2006 per fax documenten naar de vreemdelingendienst heeft verzonden waaruit blijkt dat zij in België heeft verbleven. Verder is uit door verweerder verkregen informatie bij de Dienst Vreemdelingenzaken gebleken dat eiseres op 3 maart 2006 een bevel heeft ontvangen van de Belgische autoriteiten waaruit blijkt dat zij het Belgisch grondgebied dient te verlaten. Gelet hierop heeft verweerder op 10 april 2006 Bureau Dublin verzocht een vormloze claim ten behoeve van eiseres bij de Belgische autoriteiten in te dienen. Op 18 april 2006 is bedoelde claim bij genoemde autoriteiten ingediend. Op 8 mei 2006 hebben de Belgische autoriteiten ingestemd met het verzoek om terugname van eiseres. Op 11 mei 2006 is eiseres aan de Belgische autoriteiten overgedragen.
Overigens is gebleken dat eiseres op 7 april 2006 is geplaatst in Detentiecentrum Noorderzand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de bewaring reeds op een eerder moment had dienen te worden opgeheven.
Gelet op het voorgaande moet de vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 van de Vw 2000 rechtmatig worden geoordeeld en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Er bestaat geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen als rechter in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.C. Janssen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2006 door mr. Vluggen voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. A. Janssen w.g. F. Vluggen
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak voor partijen hoger beroep open. Het beroepschrift dient binnen één week na verzending van deze uitspraak te worden ingediend bij:
Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC ’s-Gravenhage
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.