RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754043-05
's-Gravenhage, 22 mei 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [a-straat] te [woonplaats].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 mei 2006.
De verdachte is niet verschenen.
Als uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouw van de verdachte was ter terechtzitting aanwezig mr D.F.J. Sol-Thoolen, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De officier van justitie mr P. Spoon heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij aangepaste dagvaarding onder 6 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij aangepaste omschrijving van de dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers 1 tot en met 12, 101 tot en met 105, 110 en 111 zullen worden teruggegeven aan verdachte en dat de overige voorwerpen op de beslaglijst zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Aan de verdachte is telastgelegd - na aanpassing van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering aanpassing omschrijving telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij aangepaste dagvaarding onder 6 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de aangepaste dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde onder 1, 2, 3, 4 en 5 is volgens de wet strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1 overweegt de rechtbank als volgt:
Het bestanddeel 'zonder consent' uit de delictsomschrijving van artikel 14, eerste lid, Wet wapens en munitie maakt geen deel uit van de - aangepaste - telastlegging onder 1. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke omissie nu de dagvaarding voor de eerste (pro forma) zitting op 8 december 2005 wel de woorden '(telkens) zonder consent' bevatte en de telastlegging zonder die woorden onbegrijpelijk is. Ook heeft de officier van justitie, blijkens haar optreden ter zitting en requisitoir, er geen blijk van gegeven in haar vordering aanpassing omschrijving telastlegging de woorden 'zonder consent' bewust te hebben geschrapt en wordt in de vordering t.a.v. feit 1 verwezen naar artikel 14 Wet wapens en munitie. Daarbij is de inhoud van het dossier toegesneden op de strafbare invoer van wapens – dat wil zeggen invoer zonder consent - terwijl ook de verdediging blijk heeft gegeven de telastlegging aldus te hebben begrepen.
Gelet op het vorenstaande leest de rechtbank de telastlegging als verbeterd door toevoeging van de woorden “zonder consent”.
De verdachte is strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bij verdachte zijn aanzienlijke hoeveelheden (automatische) (vuur)wapens, onderdelen van (vuur)wapens en munitie aangetroffen. Verdachte heeft voorts automatische vuurwapens in Nederland ingevoerd. Verdachte was niet gerechtigd deze wapens en wapenonderdelen voorhanden te hebben en in te voeren. Verdachte heeft als verklaring voor de bij hem aangetroffen wapens, wapenonderdelen en munitie gesteld dat hij verzamelaar is van militaria en enkel om die reden de beschikking had over deze voorwerpen. De rechtbank acht deze verklaring, gelet op de hoeveelheid en aard van de bij verdachte aangetroffen verboden wapens, niet aannemelijk. In elk geval heeft verdachte de grenzen van wat voor een verzamelaar toelaatbaar en geoorloofd is in zeer ruime mate overschreden.
Het voorhanden hebben en invoeren van vuurwapens zijn ernstige feiten. Het is van algemene bekendheid dat het onbevoegde bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot het gebruik daarvan met niet zelden dodelijk gevolg. Ongecontroleerd vuurwapenbezit brengt aldus een gevaar voor de veiligheid van anderen mee en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Tegen onbevoegd bezit van (onderdelen van) vuurwapens dient krachtig te worden opgetreden. De feiten als de onderhavige verdienen dan ook een zware bestraffing.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 september 2005, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld terzake van een soortgelijk feit. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 2 december 2005.
Met name gelet op het feit dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – verdachte niet ziet als een handelaar uit gewoonte zal de straf lager zijn dan geëist.
In het licht van het voorgaande en gelet op alle overige omstandigheden van het geval acht de rechtbank een – deels voorwaardelijke - gevangenisstraf van hierna te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2, 4 tot en met 12, 101 tot en met 105, 110 en 111.
De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 14 tot en met 100 (nummer 71 komt tweemaal voor), 106 tot en met 109 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1, 2, 3, 4, en 5 bewezenverklaarde feiten zijn begaan
en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang dan wel in gezamenlijk verband staan tot gevaarlijke voorwerpen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a (oud), 14b (oud), 14c, 36b, 36c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 14, 26, 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij aangepaste dagvaarding onder 6 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij aangepaste dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Ten aanzien van feit 2 en 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid, eerste lid van de Wet wapens en munitie
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 30 augustus 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 2 september 2005,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst voor de duur van 2 weken met ingang van 10 februari 2006,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2, 4 tot en met 12, 101 tot en met 105, 110 en 111;
verklaart onttrokken aan het verkeer de overige blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Steeghs, voorzitter,
Spaans en Bockwinkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Eijgenraam, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2006.