ECLI:NL:RBSGR:2006:AX2440
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van de bewaringsmaatregel en schending van het recht op een spoedige beoordeling
In deze zaak heeft eiser op 6 april 2006 beroep ingesteld tegen het voortduren van de aan hem opgelegde bewaringsmaatregel. De rechtbank 's-Gravenhage heeft de zaak op 27 april 2006 behandeld. Eiser voerde aan dat de rechtbank in strijd met artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) het vooronderzoek niet binnen de wettelijke termijn van een week heeft gesloten, maar pas na 12 dagen. Daarnaast stelde eiser dat zijn recht op een spoedige beoordeling, zoals bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), was geschonden. De rechtbank constateerde dat er tussen het indienen van het beroep en de uitspraak een periode van 21 dagen was verstreken, zonder dat dit aan eiser kon worden toegerekend. Hierdoor was er volgens de rechtbank geen sprake van een spoedige beoordeling.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, onvoldoende voortvarend had gehandeld in de procedure, mede gezien de lange duur van de bewaring. De rechtbank concludeerde dat er geen zicht meer was op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de onmiddellijke opheffing van de bewaringsmaatregel en kende eiser een schadevergoeding toe van € 1470,- voor de 21 dagen dat hij in bewaring had gezeten. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 644,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.M. Marseille, rechter, en mr. M. Hasanian, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 april 2006.