ECLI:NL:RBSGR:2006:AX2199

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/11941
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit in vreemdelingenzaak met verzoek om verhoging van dwangsom

In deze zaak staat het beroep van eiser centraal, dat op 7 maart 2006 is ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Eiser had eerder verzocht om een beslissing op zijn bezwaarschrift en om een verhoogde dwangsom van € 1000,-. De rechtbank had eerder, op 2 november 2005, geoordeeld dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak een besluit moest nemen, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-naleving. Verweerder heeft op 28 november 2005 een beslissing genomen, maar deze werd op 20 januari 2006 ingetrokken, waarna er geen nieuwe beslissing volgde. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. De rechtbank heeft het verzoek tot verhoging van de dwangsom toegewezen tot € 500,- per dag, met de voorwaarde dat als er binnen twee weken geen beslissing op bezwaar wordt genomen, de dwangsom verhoogd wordt naar € 500,- per dag. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 644,- zijn vastgesteld, en moet de Staat der Nederlanden het griffierecht van € 141,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. van Keken op 13 april 2006.

Uitspraak

RECTIFICATIE
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 06 / 11941
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 april 2006
in de zaak van:
A,
geboren op [...] 1955, staatloos, eiser,
gemachtigde: mr. A. Khan, advocaat te Hoofddorp,
tegen:
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.Y. Jacobs, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ‘s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 16 juli 2001 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van klemmende redenen van humanitaire aard.
1.2 Eiser heeft op 14 augustus 2003 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.3 Eiser heeft verweerder bij brief van 13 november 2003 verzocht zijn aanvraag tevens te beschouwen als een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning onder de beperking verband houdend met verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken.
1.4 Verweerder heeft bij besluit van 5 december 2003 het bezwaar tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en de aanvraag afgewezen. Tegen dat besluit heeft eiser op 16 december 2003 bezwaar gemaakt.
1.5 Op 30 maart 2004 heeft eiser een klacht ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift en een verzoek tot horen gedaan.
1.6 Eiser heeft op 7 april 2004 bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.7 Op 20 april 2004 heeft eiser wederom een klacht ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift.
1.8 Op 11 mei 2004 heeft verweerder de klachten gegrond verklaard en eiser meegedeeld dat binnen vier weken een vervolgstap dan wel een beslissing op het bezwaarschrift zal zijn genomen. Verweerder heeft eiser op 27 mei 2004 bericht dat nog niet op het bezwaarschrift kon worden beslist, omdat hij in afwachting was van informatie van de Duitse autoriteiten. Bij brief van 28 mei 2004 heeft eiser verweerder verzocht binnen twee weken uitgenodigd te worden voor een hoorzitting, dan wel een beslissing op het bezwaarschrift te nemen.
1.9 Verweerder heeft bij besluit van 22 juni 2004 het bezwaar gegrond verklaard. Eiser heeft op 24 juni 2004 tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.10 Bij verzoekschrift van diezelfde datum heeft eiser verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat op het beroep is beslist.
1.11 Bij uitspraak van 21 juni 2005, verzonden op 22 juni 2005, met nummer AWB 04/28729 heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar dient te nemen. Tevens is in voornoemde uitspraak het verzoek om voorlopige voorziening met nummer AWB 04/28730 afgewezen.
1.12 Bij beroepschrift van 2 augustus 2005 heeft eiser tegen niet tijdig nemen van een besluit in bezwaar beroep ingesteld. Bij verzoekschrift van diezelfde datum heeft eiser een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar.
1.13 Bij uitspraak van 20 september 2005, verzonden op 27 september 2005, met nummer AWB 05/35042 heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats het beroep met toepassing van artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is in deze uitspraak het verzoek om voorlopige voorziening met nummer AWB 05/35044 afgewezen.
1.14 Eiser heeft bij brief van 29 september 2005 wederom tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar beroep ingesteld.
1.15 Bij verzoekschrift van diezelfde datum heeft eiser verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat op het beroep is beslist.
1.16 Bij uitspraak van 2 november 2005, verzonden op 4 november 2005, met nummer AWB 05/44039 heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen een termijn van vier weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit te nemen. Voorts is bepaald dat verweerder, als verweerder niet voldoet aan voormelde opdracht, aan eiser een dwangsom verbeurt van € 250,-- voor elke dag dat de hiervoor bepaalde termijn wordt overschreden, tot en met de dag van bekendmaking van het besluit. Tevens is in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
1.17 Verweerder heeft eiser op 27 november 2005 op zijn bezwaarschrift gehoord en bij besluit van 28 november 2005 het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen op 30 november 2005 beroep ingesteld.
1.18 Bij verzoekschrift van 30 november 2005 heeft eiser de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.
1.19 Bij brief van 20 januari 2006 heeft verweerder het besluit van 28 november 2005 ingetrokken.
1.20 Eiser heeft bij brief van 23 januari 2006 het beroep en verzoek van 30 november 2005 ingetrokken.
1.21 Eiser heeft bij brief van 7 maart 2006 tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar beroep ingesteld.
1.22 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 6 april 2006. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde drs. J.E. Groenenberg, kantoorgenoot van mr. Khan voornoemd. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Ingevolge artikel 6:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt, voor zover hier van belang, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
2.3 Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, Awb kan het bezwaar- of beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
2.4 Eiser heeft verzocht verweerder op te dragen alsnog spoedig op het bezwaarschrift van 16 december 2003 te beslissen. Daarbij heeft eiser verzocht op het niet nakomen van deze verplichting een verhoogde dwangsom te stellen van € 1000,-.
2.5 Verweerder heeft ter zitting aangegeven het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet te betwisten, maar zich wel te verzetten tegen verhoging van de dwangsom.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 Gelet op de hierboven aangehaalde uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 2 november 2005 had verweerder uiterlijk 4 weken na de dag van verzending (4 november 2005) moeten beslissen. Uit de zich in het dossier bevindende stukken is gebleken dat verweerder op 28 november 2005 een beslissing op bezwaar heeft genomen. Vervolgens is bij brief van 20 januari 2006 voormeld besluit echter ingetrokken. Vast staat dat verweerder nog geen nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen.
2.7 Vast staat ook dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de onder rechtsoverweging 1.16 vermelde uitspraak van deze rechtbank van 2 november 2005. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren en het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigen.
2.8 Het verzoek tot verhoging van de dwangsom zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 500,- per dag. Indien er geen beslissing op bezwaar wordt genomen binnen de hierna genoemde termijn, wordt de dwangsom die geldt op grond van meergenoemde uitspraak van 2 november 2005 verhoogd naar € 500,- per dag tot en met de dag van bekendmaking van dat besluit op bezwaar. Hierbij is in aanmerking genomen dat verweerder de uitspraak van de rechtbank van 2 november 2005 met oplegging van een dwangsom van € 250,- niet is nagekomen.
2.9 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte kosten en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn € 644,- ( 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.10 Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, moet het door eiser betaalde griffierecht worden vergoed.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 bepaalt dat, indien verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak geen beslissing op bezwaar heeft genomen, verweerder een dwangsom verbeurt van € 500,- voor elke dag dat de hiervoor bepaalde termijn wordt overschreden, tot en met de dag van bekendmaking van het besluit;
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser moet voldoen;
3.4 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die het door eiser betaalde griffierecht ad € 141,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter en op 13 april 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.