ECLI:NL:RBSGR:2006:AX0815

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
258178
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake voorlopige voorzieningen en ondertoezichtstelling met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 februari 2006 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de vrouw tot toevertrouwing van de minderjarigen aan haar. De zaak werd behandeld op 2 februari 2006, waarbij zowel de vrouw als de man, vergezeld van hun procureurs, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man kinderbijslag heeft ontvangen en dat hij deze heeft gebruikt voor de aanschaf van kleding voor de minderjarigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afgifte van deze kleding in onderling overleg tussen partijen moet plaatsvinden.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De vrouw heeft verzocht om toevertrouwing van de minderjarigen aan haar en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de toevertrouwing van de minderjarigen, maar heeft wel verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Hij heeft zelf ook een verzoek ingediend voor het uitsluitend gebruik van de woning en een omgangsregeling.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de vrouw tot toevertrouwing van de minderjarigen aan haar kan worden toegewezen, omdat het belang van de minderjarigen zich daar niet tegen verzet. Wat betreft de omgangsregeling heeft de rechtbank vastgesteld dat de minderjarigen voorlopig onder toezicht zijn gesteld en dat er een machtiging voor uithuisplaatsing is afgegeven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende garanties zijn voor de veiligheid van de minderjarigen bij omgang met de man, en heeft daarom het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen.

Ten aanzien van het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning heeft de rechtbank overwogen dat het belang van de minderjarigen om in een vertrouwde omgeving te verblijven zwaarder weegt dan het belang van de man. De rechtbank heeft daarom besloten dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning krijgt, met de machtiging om deze beschikking zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie. De beschikking is gegeven door mr. Th.G. Lautenbach, kinderrechter, en mr. T.A.E. Scheers als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector Familie- en Jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Voorlopige voorzieningen
rekestnummer: FA RK 06-408
zaaknummer: 258178
datum beschikking: 9 februari 2006
BESCHIKKING op het op 19 januari 2006 ingekomen verzoek van:
[voornaam] [achternaam],
de vrouw,
wonende op een geheim adres binnen het arrondissement [A.],
procureur: mr. B.C.V.J. van Leur.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[voornamen] [achternaam],
de man,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. S. Salhi.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift, tevens verzoekschrift.
Op 2 februari 2006 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, vergezeld van haar procureur, en de man, vergezeld van mr. M. Spek namens de procureur van de man. Tevens waren bij de zitting aanwezig: de heer M. Hasamian als tolk en de heer O. Ente namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).
VERZOEK EN VERWEER
Het verzoek van de vrouw strekt tot:
- toevertrouwing aan de vrouw van de minderjarigen:
[achternaam], [voornamen kind 1], geboren op [dag/maand] 1989 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 2], geboren op [dag/maand] 1991 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 3], geboren op [dag/maand] 1993 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 4], geboren op [dag/maand] 1998 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 5], geboren op [dag/maand] 2003 te [geboorteplaats],
[achternaam], [voornaam kind 6], geboren op [dag/maand] 2005 te [geboorteplaats];
- toekenning aan de vrouw van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te ([postcode]) [woonplaats], [a-straat/huisnummer], met inbegrip van de inboedel, met machtiging aan de vrouw de tenuitvoerlegging van deze beschikking te laten geschieden met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw met betrekking tot de toevertrouwing van de minderjarigen.
De man voert wel verweer tegen het verzoek van de vrouw strekkende tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en hij verzoekt de rechtbank dit verzoek af te wijzen.
Tevens verzoekt de man zelfstandig:
- toekenning aan de man van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te ([postcode])
[woonplaats], [a-straat/huisnummer], met inbegrip van de inboedel;
- vaststelling van een omgangsregeling, waarbij de minderjarigen eens in de veertien dagen een weekend bij de man verblijven;
een en ander en voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man.
BEOORDELING
Toevertrouwing minderjarigen
Het verzoek van de vrouw tot toevertrouwing van de minderjarigen aan haar kan als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich daartegen verzet.
Omgangsregeling
Uit de stukken en het gestelde ter zitting is gebleken dat de minderjarigen als hiervoor genoemd, met uitzondering van voormelde minderjarige [voornaam kind 2] (die tijdelijk bij de meerderjarige dochter van partijen verblijft), thans voorlopig onder toezicht zijn gesteld en dat er voor hen een machtiging voor uithuisplaatsing is afgegeven van 4 januari 2006 tot 22 maart 2006. De raad zal voor 21 maart 2006 rapport en advies uitbrengen. De vrouw verblijft thans met de minderjarigen, met uitzondering van de minderjarige [voornaam kind 2], in een voorziening voor crisisopvang. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat de uithuisplaatsing enkel tot doel had de minderjarigen bij de man weg te halen omdat het verblijf bij hem niet veilig was. De raad heeft voorts ter zitting aangegeven dat zij een omgangsregeling te prematuur acht, gelet op de recente gebeurtenissen en het thans nog lopende onderzoek. De man verblijft thans in de echtelijke woning.
De rechtbank overweegt dat de man en de minderjarigen in beginsel recht hebben op omgang met elkaar. In het onderhavige geval is dit recht op omgang reeds het gevolg van het feit dat partijen het gezamenlijk gezag hebben en de man derhalve een met gezag beklede ouder is. Het feit dat er een ondertoezichtstelling is uitgesproken en een machtiging tot uithuisplaatsing is afgegeven doet aan dit recht in beginsel niet af (o.a. EHRM 22 juni 1989 NJ 1992, 705).
Het ontzeggen van omgang aan de man (dan wel het afwijzen van het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen), in casu kennelijk op de voet van artikel 1:253a BW aan de rechter voorgelegd, vormt een inbreuk op eerbiediging van het familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Een dergelijke inbreuk kan echter gerechtvaardigd worden op grond van artikel 8 lid 2 EVRM als zij bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de bescherming van rechten en vrijheden van anderen, in welk verband met name de belangen van betrokken kinderen zeer zwaar wegen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting in deze zaak sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk als bedoeld in voornoemde zin.
De rechtbank neemt daartoe in aanmerking de door de man onbestreden stelling van de vrouw dat het doel van de machtiging tot uithuisplaatsing is gelegen in het feit dat de minderjarigen niet bij de man dienen te verblijven, hetgeen de rechtbank ook aannemelijk acht gelet op de overwegingen in de overgelegde beschikking d.d. 3 januari 2006, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing is afgegeven. Voorts is ter zitting gebleken dat de man is veroordeeld voor mishandeling van de vrouw en de minderjarigen en heeft de advocaat van de vrouw ter zitting onbetwist gesteld dat de man zich ook in het raadsonderzoek dreigend heeft opgesteld jegens de raadsonderzoeker.
De rechtbank is van oordeel dat er in het licht van voornoemde omstandigheden onvoldoende garanties zijn dat de veiligheid van de minderjarigen bij omgang tussen hen en de man is gegarandeerd en zal – gelet op de zwaarwegende belangen van de minderjarigen – het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling afwijzen.
Uitsluitend gebruik echtelijke woning
De rechtbank acht de huidige situatie waarin de minderjarigen in een voorziening voor crisisopvang verblijven niet wenselijk. Het is in het belang van de minderjarigen dat zij, juist in deze roerige periode, kunnen verblijven in een voor hen vertrouwde leefomgeving. Dit belang van de minderjarigen is naar het oordeel van de rechtbank groter dan het belang dat de man stelt te hebben bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
Nu de rechtbank in deze beschikking de minderjarigen voor de duur van de procedure aan de vrouw toevertrouwt, acht de rechtbank het aangewezen ook het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toe te wijzen. De rechtbank zal aldus beslissen.
De rechtbank overweegt tenslotte nog dat ter zitting is gebleken dat de man ongeveer € 1.500,-- heeft ontvangen aan kinderbijslag terzake van het eerste kwartaal 2006, welk bedrag de man stelt te hebben gebruikt om kleding voor de minderjarigen, die de minderjarigen nodig hadden voor het offerfeest, aan te schaffen. De man heeft dat voorgeschoten en gecompenseerd met het bedrag dat begin januari aan kinderbijslag op de rekening binnenkwam. De man heeft verklaard bereid te zijn deze kleding af te geven. Gelet daarop gaat de rechtbank er vanuit dat de afgifte van deze kleding, in het belang van de minderjarigen, in onderling overleg tussen partijen (eventueel met behulp van hun raadslieden) plaats zal vinden.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt, dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te ([postcode]) [woonplaats], [a-straat/huisnummer] – met inbegrip van de inboedel – en beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
machtigt de vrouw deze beschikking zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
bepaalt, dat de minderjarige kinderen:
[achternaam], [voornamen kind 1], geboren op [dag/maand] 1989 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 2], geboren op [dag/maand] 1991 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 3], geboren op [dag/maand] 1993 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 4], geboren op [dag/maand] 1998 te [geboorteplaats]
[achternaam], [voornaam kind 5], geboren op [dag/maand] 2003 te [geboorteplaats],
[achternaam], [voornaam kind 6], geboren op [dag/maand] 2005 te [geboorteplaats],
voorlopig aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.G. Lautenbach, tevens kinderrechter, bijgestaan door
mr. T.A.E. Scheers als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2006.