RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920048-06
rolnummer 0001
’s-Gravenhage, 28 april 2006
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 april 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P. Arkema-Hummel, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. S.M. Barkhuijsen-Venselaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair en 3 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 telastgelegde - rekening houdend met het eerste ad informandum gevoegde feit, te weten de diefstal - wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 17 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van twee jaar, en als bijzondere voorwaarden begeleiding door Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, ook als dit inhoudt deelname aan een equiptraining, en een verbod zich te begeven in park De Verademing te Den Haag en de directe omgeving daarvan, te weten de Karel Roosstraat, de Newtonstraat, de Gaslaan en de Asmanweg en tenslotte tot een werkstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair en 3 primair is te last gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte behoorde tot een grote groep van jongens die zichzelf de “Gaslaan-boys” noemde. Deze groep jongens heeft het park De Verademing te Den Haag en de omgeving daarvan zeer onveilig gemaakt door daar in een korte periode veel -ernstige- strafbare feiten te plegen. Door die strafbare feiten en het intimiderende gedrag van de groep hebben die jongens veel overlast, schade en angst veroorzaakt in de buurt. Daarbij gedroegen die jongens zich alsof zij de baas waren van het park en niemand –ook niet de politie- hen wat kon maken. Hierbij toonden zij geen enkel respect voor bevoegd gezag.
De omwonenden hebben aangegeven bang te zijn voor deze groep. Dit ging zover dat ouders hun kinderen niet meer in het park lieten spelen, mensen niet meer langs de groep durfden te lopen en ook geen aangifte durfden te doen uit angst voor represailles.
De rechtbank rekent het de leden van deze groep, waaronder verdachte, aan dat zij zich geen moment rekenschap hebben gegeven van deze gevolgen van hun handelen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van dertien fietsen uit een pand, na de deur geforceerd te hebben. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders is schade veroorzaakt alsmede onrust in de buurt. Gebleken is dat de weggenomen fietsen bedoeld waren om daarop allochtone vrouwen te leren fietsen. Dit buurtproject kan zonder fietsen geen doorgang vinden.
Verder heeft verdachte onderdeel uitgemaakt van groepen, waarbij jongens uit die groepen grofvuil, respectievelijk een auto in brand hebben gestoken. Door deze branden is niet alleen schade en overlast veroorzaakt. De autobrand veroorzaakte gevoelens van verbijstering bij het slachtoffer bij ontdekking daarvan. Deze gevallen van openlijke geweldpleging, waar telkens een groep omheen stond, veroorzaken ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en in de buurt in het bijzonder.
Daarnaast heeft verdachte met anderen meermalen ingebroken in kelderboxen en daaruit een keer twee velgen gestolen, een andere keer een bromfiets en op 31 december 2005 onder andere flessen terpentine. Bovendien heeft verdachte met anderen nog een andere bromfiets gestolen. Verdachte heeft bij het plegen van al deze feiten geen oog gehad voor de materiële gevolgen en gevoelens van de slachtoffers en geen respect gehad voor hun persoonlijke eigendommen. In de meeste gevallen heeft hij enkel gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk gewin.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de twee op de dagvaarding ad informandum gevoegde feiten, die verdachte heeft bekend en waarvan de verdediging heeft verzocht die feiten mee te nemen bij de beoordeling van deze strafzaak. Het gaat hierbij om een diefstal met braak uit een schuur en een vernieling.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 25 januari 2006 alsmede op de brief d.d. 10 april 2006 van mevrouw B. Balk, jeugdreclasseringswerker verbonden aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. In die brief geeft mevrouw Balk aan dat verdachte zich na de schorsing van de voorlopige hechtenis aan alle afspraken heeft gehouden. Zij schrijft dat de school erg tevreden is over het gedrag en de inzet van [verdachte] en dat [verdachte] en zijn ouders erg gedreven zijn om de situatie te veranderen. De jeugdreclassering adviseert naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan voorarrest een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde het volgen van de aanwijzingen van de jeugdreclassering en het volgen van de equiptraining bij de Waag en tenslotte eventueel een werkstraf.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank een werkstraf van na te melden duur op zijn plaats.
De rechtbank ziet – gelet op de ernst van de gepleegde feiten alsmede de aanzienlijke rol die verdachte hierbij gehad heeft – aanleiding om de straf zoals die is gevorderd door de officier van justitie te op te leggen. De rechtbank houdt hierbij rekening met de door de officier van justitie tegen medeverdachten gevorderde eisen, gelet op het feit dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die strafbare feiten pleegde.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 2 primair en 3 primair te last gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 te last gelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feiten 1, 4 , 5 en 7:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD;
feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN, MEERMALEN GEPLEEGD;
feit 6:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 17 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht (17 dagen) bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 22 januari 2006;
in voorlopige hechtenis gesteld op 25 januari 2006;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 8 februari 2006;
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 5 MAANDEN
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, ook als dit inhoudt deelname aan de equiptraining, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
en dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zich niet zal begeven in het park De Verademing te Den Haag en in de directe omgeving daarvan, namelijk de Karel Roosstraat, de Newtonstraat, de Gaslaan en de Asmanweg;
EEN WERKSTRAF VOOR DE DUUR VAN 180 UUR
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter,
en mr. C.O.W. Dubbelman, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mrs. D.V. Verbree en B.J. Dekker, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2006.
Mr. C.O.W. Dubbelman is buiten staat
om dit vonnis mede te ondertekenen.