RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920123-06
rolnummer 0006
’s-Gravenhage, 28 april 2006
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 12 april 2006
en 14 april 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.E.M. Later, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. S.M. Barkhuijsen-Venselaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 tweede alternatief/cumulatief en 3 primair en subsidiair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, en een verbod zich te begeven in park De Verademing te ’s-Gravenhage en de directe omgeving daarvan, te weten de Newtonstraat, de Gaslaan, de Karel Roosstraat en de Asmanweg en tenslotte een leerstraf voor de duur van 200 uur, te weten het project Opboksûh, vervangende subsidiair 100 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, aangezien de telefoon waarvoor de benadeelde partij [benadeelde partij] een bedrag vordert, teruggegeven kan worden aan de benadeelde partij.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 150,- met hoofdelijke veroordeling en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
De officier van justitie heeft tenslotte gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 734,11 met hoofdelijke veroordeling en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding onder 1 tweede alternatief/cumulatief en 3 primair en subsidiair is te last gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte behoorde tot een grote groep van jongens die zichzelf de “Gaslaan-boys” noemde. Deze groep jongens heeft het park De Verademing te Den Haag en de omgeving daarvan zeer onveilig gemaakt door daar in een korte periode veel -ernstige- strafbare feiten te plegen. Door die strafbare feiten en het intimiderende gedrag van de groep hebben die jongens veel overlast, schade en angst veroorzaakt in de buurt. Daarbij gedroegen die jongens zich alsof zij de baas waren van het park en niemand –ook niet de politie- hen wat kon maken. Hierbij toonden zij geen enkel respect voor bevoegd gezag.
De omwonenden hebben aangegeven bang te zijn voor deze groep. Dit ging zover dat ouders hun kinderen niet meer in het park lieten spelen, mensen niet meer langs de groep durfden te lopen en ook geen aangifte durfden te doen uit angst voor represailles.
De rechtbank rekent het de leden van deze groep, waaronder verdachte, aan dat zij zich geen moment rekenschap hebben gegeven van deze gevolgen van hun handelen.
Verdachte heeft samen met medeverdachten op laffe wijze twee kinderen beroofd van hun telefoontjes, waarbij hij een leidinggevende rol heeft gespeeld. Hij heeft een telefoon van één van de slachtoffers afgepakt, terwijl een medeverdachte het andere slachtoffer heeft beroofd van zijn telefoontje. Bovendien zijn de slachtoffers ook nog gefouilleerd.
Verdachte heeft geen oog gehad voor de indruk die dit feit heeft gemaakt op de jeugdige slachtoffers en een klein jongetje dat ongewild getuige was van de straatroof. Hij heeft de slachtoffers niet alleen beroofd van hun persoonlijke eigendommen maar ook van hun gevoel van veiligheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers en ongewilde getuigen van straatroven daarvan nog gedurende geruime tijd zo niet levenslang nadelige effecten kunnen ondervinden. Bovendien doen dit soort feiten gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij toenemen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van dertien fietsen uit een pand na de deur geforceerd te hebben. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders is schade veroorzaakt alsmede onrust in de buurt. Gebleken is dat de weggenomen fietsen bedoeld waren om daarop allochtone vrouwen te leren fietsen. Dit buurtproject kan zonder fietsen geen doorgang vinden.
Daarnaast heeft de verdachte zich met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een bromfiets. De verdachte heeft bij het plegen van dit feit geen oog gehad voor de materiële gevolgen en gevoelens van het slachtoffer en geen respect gehad voor het persoonlijke eigendom, maar enkel gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk gewin.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld. Dit heeft hem niet kunnen weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, opgemaakt door mevrouw Balk, d.d. 10 april 2006, waarin wordt geadviseerd om aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft vastgezeten, daarnaast een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de maatregel hulp en steun en voorts een leerstraf, te weten het project “Öpboksûh”.
Ter terechtzitting heeft mevrouw Balk, gehoord en beëdigd als getuige-deskundige namens Stichting Bureau Jeugdzorg, aangegeven dat de verdachte eventueel 3 mei 2006 kan starten met het project “Öpboksûh”.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 24 februari 2006.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden en voorts een leerstraf passend en geboden is. De rechtbank overweegt daarbij dat het onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet zal overschrijden.
De rechtbank ziet – gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten alsmede de rol die verdachte hierbij gehad heeft – aanleiding om een straf zoals na te melden zal opleggen. De rechtbank houdt hierbij rekening met de door de officier van justitie tegen medeverdachten gevorderde eisen, gelet op het feit dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die strafbare feiten pleegde.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van parketnummer 09/ 920123-06 feit 1:
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 150,-.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk en kan deze bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Er is ter terechtzitting gebleken dat de telefoon waarvoor de benadeelde partij [benadeelde partij] een bedrag vordert, volgens de officier van justitie teruggegeven zal worden aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van parketnummer 09/ 920123-06 feit 1:
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 175,-.
Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij kan dus hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 175,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
Ten aanzien van parketnummer 09/ 920123-06 feit 4:
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 734,11.
De benadeelde partij heeft slechts aangetoond dat door deze tot een bedrag van € 626,81 schade is geleden.
Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 4 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij kan dus hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 626,81 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafgeding, aangezien de gegrondheid van de overige schadeposten niet zonder nadere gegevens kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is in haar vordering en deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 tweede alternatief/cumulatief en 3 primair en subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2 en 4 telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1 eerste alternatief/cumulatief:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
feit 2:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
feit 4:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 65 DAGEN
bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 22 februari 2006;
in voorlopige hechtenis gesteld op 24 februari 2006;
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 2 MAANDEN
bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
en dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in park De Verademing te Den Haag en de directe omgeving daarvan, namelijk de Newtonstraat, de Gaslaan, de Karel Roosstraat en de Asmanweg;
LEERSTRAF VOOR DE DUUR VAN 200 UREN, TE WETEN HET PROJECT OPBOKSÛH
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet- ontvankelijk;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 175,- (zegge: vijfenzeventig euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij met bepaling dat indien en voorzover de mededaders van verdachte dit bedrag zou hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 175,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 626,81 (zegge: zeshonderdzesentwintig euro en éénentachtig eurocent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij met bepaling dat indien en voorzover de mededaders van verdachte dit bedrag zouden hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 626,81 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is geworden aan de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter,
en mr. P. de Haan, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. D.V. Verbree en B.J. Dekker, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2006.
Mr. D.V. Verbree is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen
Mr. A.P. Pereira Horta is buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen.