ECLI:NL:RBSGR:2006:AW5682

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/920046-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor lid van de Gaslaan-boys na ernstige strafbare feiten in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 april 2006 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die deel uitmaakte van de groep die zichzelf de 'Gaslaan-boys' noemde. Deze groep heeft in de omgeving van het park De Verademing in Den Haag een reeks ernstige strafbare feiten gepleegd, waaronder diefstal van dertien fietsen, brandstichting en openlijke geweldpleging. De verdachte, die al eerder was veroordeeld en in twee proeftijden liep, werd geconfronteerd met een complexe problematiek, waaronder een lichte verstandelijke handicap en gedragsproblemen. De rechtbank heeft de rapporten van psychologen en de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte baat heeft bij een strakke structuur en begeleiding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 83 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een verbod om zich in het park De Verademing en de directe omgeving daarvan te begeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920046-06
rolnummer 0004
’s-Gravenhage, 28 april 2006
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 april 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. I. van Straalen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. S.M. Barkhuijsen-Venselaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 4 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 5, met uitzondering van het bekladden van de mu(u)r(en), telastgelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 86 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar, en als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt behandeling bij De Waag en Functional Family Therapy (FFT) en een verbod zich te begeven in het park De Verademing te ’s-Gravenhage en de directe omgeving daarvan, te weten de Newtonstraat, de Gaslaan, de Karel Roosstraat en de Asmanweg.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 is te last gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte behoorde tot een grote groep van jongens die zichzelf de “Gaslaan-boys” noemde. Deze groep jongens heeft het park De Verademing te Den Haag en de omgeving daarvan zeer onveilig gemaakt door daar in een korte periode veel -ernstige- strafbare feiten te plegen. Door die strafbare feiten en het intimiderende gedrag van de groep hebben die jongens veel overlast, schade en angst veroorzaakt in de buurt. Daarbij gedroegen die jongens zich alsof zij de baas waren van het park en niemand –ook niet de politie- hen wat kon maken. Hierbij toonden zij geen enkel respect voor bevoegd gezag.
De omwonenden hebben aangegeven bang te zijn voor deze groep. Dit ging zover dat ouders hun kinderen niet meer in het park lieten spelen, mensen niet meer langs de groep durfden te lopen en ook geen aangifte durfden te doen uit angst voor represailles.
De rechtbank rekent het de leden van deze groep, waaronder verdachte, aan dat zij zich geen moment rekenschap hebben gegeven van deze gevolgen van hun handelen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van dertien fietsen uit een pand waarvan medeverdachten de deur geforceerd hebben. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders is schade veroorzaakt alsmede onrust in de buurt. Gebleken is dat de weggenomen fietsen bedoeld waren om daarop allochtone vrouwen te leren fietsen. Dit buurtproject kan zonder fietsen geen doorgang vinden.
Verder heeft verdachte onderdeel uitgemaakt van een groep, waarbij hij met een ander een bank en een kerstboom in brand hebben gestoken. Ook heeft hij deel uitgemaakt van een groep, waarbij hij met anderen glasblokken kapot heeft gegooid. Door deze feiten is niet alleen schade en overlast veroorzaakt. Deze gevallen van openlijke geweldpleging, waar telkens een groep omheen stond, veroorzaken ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en in de buurt in het bijzonder.
Daarnaast heeft verdachte met anderen vlaggen gestolen. Verdachte heeft bij het plegen van dit feit geen oog gehad voor de materiële gevolgen daarvan en geen respect gehad voor deze eigendommen.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld en bovendien in twee proeftijden liep. Dit heeft verdachte er evenwel niet van kunnen weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van De Banjaard te Den Haag d.d. augustus 2005, ondertekend door mw. drs. H. Kuiper, GZ-psycholoog, en mw. C. van Vliet, kinder- en jeugdpsychiater. In dat rapport wordt het volgende vermeld:
“Uit de diverse onderzoek komt [verdachte] naar voren als een jongen met een lichte verstandelijke handicap die mede door veel onrust binnen het gezin en beperkte pedagogische sturing al langdurig risico loopt in zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Zijn drukke, impulsieve en ongeconcentreerde gedrag bestaat al van jongs af aan en heeft al jaren geleid tot afstemmingsproblemen tussen [verdachte] en zijn omgeving. Er kan geconcludeerd worden dat er bij [verdachte] sprake is van een complexe problematiek, waarbij ADHD, de lichte verstandelijke handicap, de onrustige gezinsgeschiedenis en de pedagogische onmacht allen invloed hebben op de risicovolle manier waarop [verdachte] zich ontwikkelt. [verdachte] is een jongen die de neiging heeft veel te externaliseren en nauwelijks doorleefd schuldgevoel kent. Hij is sterk beïnvloedbaar door anderen hetgeen hem erg kwetsbaar maakt in zijn omgang met anderen en keuze van vrienden.”
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 31 maart 2006, waarin onder andere wordt aangegeven dat de verdachte in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
Tenslotte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Den Haag d.d. 11 april 2006, opgesteld en ondertekend door de heer B. Hattink, jeugdreclasseringmedewerker. In dat rapport wordt het volgende vermeld:
“[verdachte] is gebaat bij een strakke structuur en regelgeving in alle leefgebieden. Moeder kan [verdachte] die structuur onvoldoende bieden. (…) Het probleemgedrag van [verdachte] is te ernstig. Zonder een duidelijke pedagogische sturing bestaat het risico dat [verdachte] verder zal afglijden richting criminaliteit. (…)
Een uithuisplaatsing van [verdachte] is moeilijk te realiseren (…) De jeugdreclassering ziet daarom de dagbehandeling van het Palmhuis als het meest haalbare en de meest geschikte behandeling voor [verdachte].”
De jeugdreclassering adviseert in het rapport een deels voorwaardelijke detentiestraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan de behandeling van het Palmhuis en begeleiding door de jeugdreclassering.
Ter terechtzitting heeft de heer Hattink, gehoord en beëdigd als getuige-deskundige, aangegeven dat verdachte thans de dagbehandeling bij het Palmhuis volgt middels nachtdetentie en goed meewerkt en dat geprobeerd wordt die behandeling te combineren met Functional Family Therapy (FFT).
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden passend en geboden is.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 4 te last gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 5 te last gelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
Feit 2:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
Feit 3 en feit 5:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 83 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht (83 dagen) bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 22 januari 2006;
in voorlopige hechtenis gesteld op 25 januari 2006;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 15 april 2006;
en voort tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 4 MAANDEN
bepaalt die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling jeugdreclassering, ook als dit inhoudt behandeling bij het Palmhuis of deelname aan Functional Family Therapy (FFT), zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
en dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in het park De Verademing te Den Haag en in de directe omgeving daarvan, namelijk de Karel Roosstraat, de Newtonstraat, de Gaslaan en de Asmanweg;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P.Pereira Horta, kinderrechter
en mr. C.O.W. Dubbelman, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mrs. D.V. Verbree en B.J. Dekker, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2006.
Mr. C.O.W. Dubbelman is buiten
staat om dit vonnis mede te ondertekenen.