RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920047-06
rolnummer 0005
’s-Gravenhage, 28 april 2006
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 12 april 2006
en 14 april 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Kellermann, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. S.M. Barkhuijsen-Venselaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 weken met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, en een verbod zich te begeven in park De Verademing te ’s-Gravenhage en de directe omgeving daarvan, te weten de Newtonstraat, de Gaslaan, de Karel Roosstraat en de Asmanweg en tenslotte tot een leerstraf van 200 uur, te weten het project Opboksûh, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal worden toegewezen, met hoofdelijke veroordeling en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij JCDecaux Nederland BV zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4691,- (bestaande uit de kosten gemaakt ten behoeve van de abri’s op de Loosduinseweg –nrs. 2903/1, 2903/2 en 2904/1- en Paul Krugerplein –nr. 3008-), met hoofdelijke veroordeling en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 primair, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte behoorde tot een grote groep van jongens die zichzelf de “Gaslaan-boys” noemde. Deze groep jongens heeft het park De Verademing te Den Haag en de omgeving daarvan zeer onveilig gemaakt door daar in een korte periode veel -ernstige- strafbare feiten te plegen. Door die strafbare feiten en het intimiderende gedrag van de groep hebben die jongens veel overlast, schade en angst veroorzaakt in de buurt. Daarbij gedroegen die jongens zich alsof zij de baas waren van het park en niemand –ook niet de politie- hen wat kon maken. Hierbij toonden zij geen enkel respect voor bevoegd gezag.
De omwonenden hebben aangegeven bang te zijn voor deze groep. Dit ging zover dat ouders hun kinderen niet meer in het park lieten spelen, mensen niet meer langs de groep durfden te lopen en ook geen aangifte durfden te doen uit angst voor represailles.
De rechtbank rekent het de leden van deze groep, waaronder verdachte, aan dat zij zich geen moment rekenschap hebben gegeven van deze gevolgen van hun handelen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstallen van dertien fietsen en flessen terpentine uit een pand en kelderbox na de deur geforceerd te hebben. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders is schade veroorzaakt alsmede onrust in de buurt. Gebleken is dat de weggenomen fietsen bedoeld waren om daarop allochtone vrouwen te leren fietsen. Dit buurtproject kan zonder fietsen geen doorgang vinden.
De verdachte heeft voorts met anderen uit die groep een auto in brand gestoken. Door deze brand is niet alleen schade en overlast veroorzaakt, maar heeft ook verbijstering bij het slachtoffer veroorzaakt bij ontdekking daarvan.
Verder heeft de verdachte deel uitgemaakt van een groep die een auto heeft vernield, door een ruit van die auto in te gooien en die abri’s kapot heeft gegooid. Door deze feiten is niet alleen schade en overlast veroorzaakt. Deze gevallen van openlijke geweldpleging, waar telkens een groep omheen stond, veroorzaken ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en in de buurt in het bijzonder.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld. Daarnaast is gebleken dat de recente veroordeling van de verdachte op 24 november 2005 hem er niet van heeft kunnen weerhouden om opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het plan van aanpak van Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, afdeling jeugdreclassering, d.d. 10 april 2006, opgemaakt door mevrouw B. Balk, als maatschappelijk werker, waarin wordt geadviseerd de verdachte onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen welke gelijk staat aan de tijd die de verdachte heeft vastgezeten en voorts een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden de maatregel hulp en steun en als leerstraf deelname aan het project Opboksûh.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag, d.d. 25 januari 2006.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden en voorts een leerstraf passend en geboden is en het onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet zal overschrijden.
De rechtbank ziet – gelet op de ernst van de gepleegde feiten alsmede de rol die verdachte hierbij gehad heeft – aanleiding om de straf zoals na te melden op te leggen. De rechtbank houdt hierbij rekening met de door de officier van justitie tegen medeverdachten gevorderde eisen, gelet op het feit dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die strafbare feiten pleegde.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van parketnummer 09/920047-06 feit 3:
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 205,29.
De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij bepleit.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 205,29 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij]. De vordering van de benadeelde partij kan dus hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van parketnummer 09/920047-06 feit 4:
JCDecaux Nederland BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 8770,-.
De raadsman van verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
De benadeelde partij heeft slechts aangetoond dat door deze tot een bedrag van € 4691,- (bestaande uit de kosten gemaakt ten behoeve van de abri’s op de Loosduinseweg –nrs. 2903/1, 2903/2 en 2904/1- en Paul Krugerplein –nr. 3008-) schade is geleden.
Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 4 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij kan dus hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk, nu de gevorderde schade in zoverre niet voortvloeit uit het aan de verdachte te last gelegde en bewezen verklaarde feit.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 primair, 3 en 4 te last gelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
feit 2 primair:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS;
feit 3 en feit 4:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 96 DAGEN
bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 22 januari 2006;
in voorlopige hechtenis gesteld op 25 januari 2006;
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 1 MAAND
bepaalt die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
en dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in park De Verademing te Den Haag en in de directe omgeving daarvan, namelijk de Karel Roosstraat, de Newtonstraat, de Gaslaan en de Asmanweg;
LEERSTRAF VOOR DE DUUR VAN 200 UUR, TE WETEN HET PROJECT OPBOKSÛH
beveelt, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 205,29 (zegge: tweehonderdenvijf euro en negenentwintig eurocent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij met bepaling dat indien en voorzover de mededaders van verdachte dit bedrag zou hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 205,29 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij JCDecaux Nederland BV tot een bedrag van € 4691,- (zegge: vierduizendzeshonderdéénennegentig euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij met bepaling dat indien en voorzover de mededaders van verdachte dit bedrag zouden hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 4691,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd JCDecaux Nederland BV;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is geworden aan de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P.Pereira Horta, kinderrechter,
en mr. P. de Haan, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. D.V. Verbree en B.J. Dekker, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2006.
Mr. A.P. Pereira Horta is buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen.