RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/920032-06
rolnummer 0003
’s-Gravenhage, 28 april 2006
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 12 april 2006
en 14 april 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Apistola, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. S.M. Barkhuijsen-Venselaar heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 4 primair en 7 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5, 6, 7 subsidiair en 8 telastgelegde- rekening houdend met het eerste ad informandum gevoegde feit, betreffende de inbraak in een schuur/kelderbox in vereniging - wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 28 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede tot jeugddetentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door Stichting Reclassering Nederland, het volgen van de multisysteemtherapie (MST) en tevens een verbod zich te begeven in park De Verademing te ‘s-Gravenhage en de directe omgeving daarvan, te weten de Newtonstraat, de Gaslaan, de Karel Roosstraat en de Asmanweg en tenslotte een werkstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] zal worden toegewezen, met hoofdelijke veroordeling en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij JCDecaux Nederland BV zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4691,- (bestaande uit de kosten gemaakt ten behoeve van de abri’s op de Loosduinseweg –nrs. 2903/1, 2903/2 en 2904/1- en Paul Krugerplein –nr. 3008-), met hoofdelijke veroordeling en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien deze in zoverre niet van eenvoudige aard is.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtmatigheid van verkregen bewijs
De raadsman heeft ten aanzien van het aan verdachte bij dagvaarding onder 1 telastgelegde betoogd dat zijn cliënt niet als verdachte kon worden aangemerkt op het moment dat deze object was van een langdurige en stelselmatige observatie door de politie bij het park De Verademing. Hierdoor is naar het oordeel van de raadsman het verkregen bewijs besmet.
De rechtbank overweegt dat door de politie extra aandacht werd besteed aan het park, dit in verband met de toenemende overlast door een groep jongeren in en om dit park.
Op enig moment is door de politie waargenomen dat vier jongens bezig waren in te breken met een breekijzer, waarna de politie drie van de vier jongens heeft aangehouden en verdachte één van deze jongens bleek te zijn.
De rechtbank is aldus van oordeel dat van onrechtmatig verkregen bewijs geen sprake is.
Van stelselmatige observatie van verdachte is overigens naar het oordeel van de rechtbank eveneens geen sprake.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 primair en 7 primair is te last gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5, 6, 7 subsidiair en 8 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de telastlegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte behoorde tot een grote groep van jongens die zichzelf de “Gaslaan-boys” noemde. Deze groep jongens heeft het park De Verademing te Den Haag en de omgeving daarvan zeer onveilig gemaakt door daar in een korte periode veel -ernstige- strafbare feiten te plegen. Door die strafbare feiten en het intimiderende gedrag van de groep hebben die jongens veel overlast, schade en angst veroorzaakt in de buurt. Daarbij gedroegen die jongens zich alsof zij de baas waren van het park en niemand –ook niet de politie- hen wat kon maken. Hierbij toonden zij geen enkel respect voor bevoegd gezag.
De omwonenden hebben aangegeven bang te zijn voor deze groep. Dit ging zover dat ouders hun kinderen niet meer in het park lieten spelen, mensen niet meer langs de groep durfden te lopen en ook geen aangifte durfden te doen uit angst voor represailles.
De rechtbank rekent het de leden van deze groep, waaronder verdachte, aan dat zij zich geen moment rekenschap hebben gegeven van deze gevolgen van hun handelen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een quad uit een opslagplaats, door de deuren daarvan te forceren. Dat het slechts bij een poging is gebleven is niet te danken aan de verdachte.
Verdachte heeft zich voorts samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van dertien fietsen uit een pand na de deur geforceerd te hebben. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededaders is schade veroorzaakt alsmede onrust in de buurt. Gebleken is dat de weggenomen fietsen bedoeld waren om daarop allochtone vrouwen te leren fietsen. Dit buurtproject kan zonder fietsen geen doorgang vinden.
De diefstal van de flessen terpentine wordt verdachte en zijn mededaders met name aangerekend door het feit dat zij die avond op zoek waren naar brandbare vloeistoffen om daarmee goederen in brand te steken, zoals een auto.
Verder heeft verdachte deel uitgemaakt van de groep, afwisselend in samenstelling, waarbij grofvuil, dan wel auto’s in brand zijn gestoken, waarbij de verdachte geen rekening heeft gehouden met de reële kans dat het vuur over zou slaan naar andere voorwerpen en de zich in de buurt bevindende auto’s. Door deze branden is niet alleen schade en overlast veroorzaakt, maar ook gevoelens van verbijstering bij de slachtoffers van de autobranden bij ontdekking daarvan. Deze gevallen van openlijke geweldpleging, waar telkens een groep omheen stond, hebben bovendien gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en in de buurt in het bijzonder veroorzaakt.
Voorts heeft de verdachte wederom in het bijzijn van anderen uit die groep auto’s en abri’s vernield, door ruiten van die auto’s en abri’s in te gooien. Door deze feiten is aanzienlijke schade en overlast ontstaan.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen het op de dagvaarding ad informandum gevoegde feit, die verdachte heeft bekend. Het gaat hierbij om een diefstal met braak uit een schuur.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister in het verleden reeds eerder veroordeeld. Dit heeft hem evenwel er niet van kunnen weerhouden opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag d.d. 20 maart 2006, waarin wordt geadviseerd aan de verdachte een werkstraf op te leggen en voorts een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag, d.d. 19 januari 2006 en 30 januari 2006, waarin wordt geadviseerd om de verdachte te laten begeleiden door de jeugdreclassering en de multisysteemtherapie (MST) te laten volgen.
Ter terechtzitting heeft mevrouw Hofmeester, gehoord en beëdigd als getuige-deskundige namens Stichting Bureau Jeugdzorg, aangegeven dat verdachte moeite heeft een vertrouwensband op te bouwen en dat het daarom verstandig is om de verdachte direct te laten begeleiden door Stichting Reclassering Nederland en niet eerst door Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur en met na te melden bijzondere voorwaarden en voorts een werkstraf passend en geboden is. De rechtbank overweegt daarbij dat het onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet zal overschrijden. De rechtbank acht het in het belang van verdachte dat begeleiding plaatsvindt door Stichting Reclassering Nederland.
De rechtbank ziet – gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten alsmede de rol die verdachte hierbij gehad heeft – aanleiding om een hogere straf op te leggen dan de officier van justitie geëist. De rechtbank houdt hierbij rekening met de door de officier van justitie tegen medeverdachten gevorderde eisen, gelet op het feit dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een groep die strafbare feiten pleegde.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van parketnummer 09/920032-06 feit 6:
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 205,29.
De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij bepleit.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 205,29 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer]. De vordering van de benadeelde partij kan dus hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van parketnummer 09/920032-06 feit 8:
JCDecaux Nederland BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden schade tot een bedrag van € 8770,-.
De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijk verklaring van deze benadeelde partij bepleit.
De benadeelde partij heeft slechts aangetoond dat door deze tot een bedrag van € 4691,- (bestaande uit de kosten gemaakt ten behoeve van de abri’s op de Loosduinseweg –nrs. 2903/1, 2903/2 en 2904/1- en Paul Krugerplein –nr. 3008-) schade is geleden.
Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 8 bewezenverklaarde.
De vordering van de benadeelde partij kan dus hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk, nu de gevorderde schade in zoverre niet voortvloeit uit het aan de verdachte te last gelegde en bewezen verklaarde feit.
Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen:
14g, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder 4 primair en 7 primair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5, 6, 7 subsidiair en 8 telastgelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1:
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
feit 2 en feit 5:
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD;
feit 3 primair:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS;
feit 4 subsidiair, feit 6, feit 7 subsidiair en feit 8:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart niet bewezen hetgeen meer of anders is telastgelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 28 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht (28 dagen) bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op 17 januari 2006;
in voorlopige hechtenis gesteld op 19 januari 2006;
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van 14 februari 2006;
JEUGDDETENTIE VOOR DE DUUR VAN 6 MAANDEN
bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt het volgen van de multisysteemtherapie (MST), zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarden krachtens het bepaalde bij artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht;
en dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in park De Verademing te Den Haag en de directe omgeving daarvan, namelijk de Newtonstraat, de Gaslaan, de Karel Roosstraat en de Asmanweg;
WERKSTRAF VOOR DE DUUR VAN 180 UREN
beveelt, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 205,29 (zegge: tweehonderdenvijf euro en negenentwintig eurocent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij met bepaling dat indien en voorzover de mededaders van verdachte dit bedrag zou hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 205,29 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij JCDecaux Nederland BV tot een bedrag van € 4691,- (zegge: vierduizendzeshonderdéénennegentig euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij met bepaling dat indien en voorzover de mededaders van verdachte dit bedrag zouden hebben betaald, de verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 4691,- ten behoeve van de benadeelde partij genaamd JCDecaux Nederland BV;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter,
en mr. P. de Haan, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. D.V. Verbree en B.J. Dekker, griffiers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2006.
Mr. A.P. Pereira Horta is buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen.