ECLI:NL:RBSGR:2006:AW2860

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/5290 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de functiebeschrijving van een ambtenaar in het kader van incidentele en structurele taken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, A., en de Commandant der Landstrijdkrachten. Eiser, werkzaam als Hoofd Bureau Financieel Economische Zaken bij het Regionaal Militair Commando, heeft verzocht om aanpassing van zijn functiebeschrijving. Hij stelt dat hij structureel extra taken heeft gekregen, zoals het optreden als reserve Regelingsofficier Stoet op Prinsjesdag en deelname aan Staatsbegrafenissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser deze stelling niet voldoende heeft onderbouwd. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de taken die eiser heeft verricht incidenteel van aard zijn en geen invloed hebben op de zwaarte van zijn functie. De rechtbank oordeelt dat de Commandant der Landstrijdkrachten terecht heeft besloten om deze taken niet op te nemen in de functiebeschrijving van eiser. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het wettelijke kader en de relevante richtlijnen omtrent functiebeschrijvingen in het ambtenarenrecht besproken. Daarbij is benadrukt dat structureel opgedragen taken permanent zijn en van invloed kunnen zijn op de zwaarte van de functie, terwijl incidentele taken dat niet zijn. De rechtbank heeft ook gewezen op de goede procesorde, waarbij nieuwe gronden pas ter zitting niet zijn toegestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. drs. I. Goud.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 04/5290 AW
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[A.], wonende te [B.], eiser,
en
De Commandant der Landstrijdkrachten (voorheen: de Commandant Operationeel Commando '7 december'), verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Eiser is werkzaam in de functie van Hoofd Bureau Financieel Economische Zaken (FEZ) Regionaal Militair Commando (RMC).
Bij brief van 18 mei 2004 heeft eiser een verzoek ingediend tot aanpassing van zijn functiebeschrijving.
Bij besluit van 9 juli 2004 heeft de Commandant RMC West besloten de functiebeschrijving van eiser niet te wijzigen.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 28 juli 2004 bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is van gronden voorzien bij schrijven van 25 augustus 2004.
Eiser is omtrent zijn bezwaar gehoord op 22 september 2004.
Bij besluit van 22 november 2004, verzonden op gelijke datum, heeft de Commandant Operationeel Commando '7 december' het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 9 december 2004, ingekomen bij de rechtbank op 10 december 2004 en van gronden voorzien bij brief van 2 februari 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 25 maart 2005 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 26 januari 2006 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. [naam gemachtigde].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door kapitein [naam], bijgestaan door de heer [naam].
Motivering
Standpunten van partijen
Eiser kan zich met de functiebeschrijving niet verenigen omdat hij naast zijn eigenlijke werk als hoofd bureau financieel economische zaken reeds enkele jaren structureel extra taken opgedragen heeft gekregen, bijvoorbeeld in verband met CP 100, Prinsjesdag en andere ceremoniële gelegenheden. Reeds hierom is artikel 78 van het BARD niet van toepassing. Dat sommige werkzaamheden slechts eenmaal per jaar plaatsvinden, doet daar volgens eiser niet aan af, nu ook in de beschrijving van zijn organieke functie elementen zijn opgenomen die slechts eenmaal plaatsvinden, zoals jaarrapportages, begrotingen en ramingen. Het door verweerder gebruikte argument van 'goed gebruik' kan niet maatgevend zijn voor de functiebeschrijving. Eiser meent dat deze werkzaamheden in de functiebeschrijving dienen te worden opgenomen, nu deze bepalend zijn voor de zwaarte van de functie en daarmee voor de hoogte van zijn bezoldiging.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wettelijk kader
Artikel 5, tweede lid van het BBAD luidt:
De salarisschaal welke voor de ambtenaar geldt wordt, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet, bepaald met inachtneming van de zwaarte van zijn functie en van bijzondere regelingen, als bedoeld in artikel 18 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie of in bepalingen van dezelfde strekking in een soortgelijke regeling.
Hierbij is de Richtlijn functiebeschrijvingen KL van 5 april 2001 van belang. In deze richtlijn is - voor zover relevant - opgenomen dat de functiebeschrijving de organieke functie dient weer te geven op hoofdlijnen. Het kan evenwel voorkomen dat aan een bepaalde functionaris taken worden opgedragen die niet tot de organieke functie behoren. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen structureel en tijdelijk opgedragen taken.
Bij structureel opgedragen taken is sprake van permanent opgedragen taken die niet als organiek kunnen worden aangemerkt en die van invloed kunnen zijn op de zwaarte van de functie. Dergelijke taken worden opgenomen in een aanhangsel bij de functiebeschrijving.
Indien sprake is van tijdelijk opgedragen die noch als structureel noch als organiek worden aangemerkt, kunnen deze taken in een aanhangsel worden opgenomen indien zij (tijdelijk) van invloed kunnen zijn op de zwaarte van de functie. Hierbij moet echter niet worden gedacht aan incidentele opdrachten met een relatief korte doorlooptijd.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de vraag of de functiebeschrijving een juiste weergave vormt van de werkzaamheden die aan eiser zijn opgedragen, overweegt de rechtbank dat de juistheid van een (organieke) functiebeschrijving volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep volledig getoetst dient te worden (CRvB 1 juli 1999, TAR 1999, 125).
De rechtbank overweegt het volgende.
Vast staat dat eiser in 2001 en 2004 is ingezet als reserve Regelingsofficier Stoet op Prinsjesdag en in 2003 en 2004 op drie Staatsbegrafenissen. Eiser heeft zijn stelling dat de door hem op deze dagen verrichte taken structureel opgedragen taken betreffen, niet nader onderbouwd, terwijl verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van incidentele opdrachten die een korte doorlooptijd hebben, niet van invloed zijn op de zwaarte van de eisers functie en die eiser bovendien op vrijwillige basis uitvoert. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder deze taken terecht niet opgenomen in eisers functiebeschrijving dan wel in een tijdelijk aanhangsel daarvan.
Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Aan het eerst ter zitting gedane beroep op vergelijkbare functies van collega's werkzaam bij NASAG en OOG gaat de rechtbank voorbij, nu het in strijd is met de goede procesorde om pas ter zitting nieuwe gronden tegen het bestreden besluit aan te voeren.
Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. F.J. Verbeek en in het openbaar uitgesproken op
10 februari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier mr. drs. I. Goud.