ECLI:NL:RBSGR:2006:AV8698

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/13999
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Russische vrouw die slachtoffer is van mensenhandel en seksueel geweld

In deze zaak gaat het om een asielaanvraag van een Russische vrouw die zich beroept op het traumatabeleid. Eiseres, geboren in 1986, heeft een traumatische jeugd gehad, opgegroeid in een weeshuis en op tienjarige leeftijd gedwongen in de prostitutie gewerkt in een bordeel. De rechtbank oordeelt dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie niet in redelijkheid heeft kunnen stellen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het traumatabeleid zoals vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000. De rechtbank stelt vast dat eiseres een uiterst kwetsbaar meisje is dat slachtoffer is geworden van stelselmatige verkrachting en dat zij niet in staat was om de autoriteiten om bescherming te vragen. De rechtbank wijst erop dat er gedurende de vijf jaar dat eiseres in het bordeel verbleef, geen enkele bemoeienis van de autoriteiten is geweest, wat erop wijst dat deze niet bereid waren om op te treden tegen de mensenhandel. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 644,- worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 04 / 13999
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 31 januari 2006
in de zaak van:
A,
geboren op [...] 1986, van Russische nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. K. Ross, medewerker van de Stichting Rechtsbijstand Asiel te Haarlem,
tegen:
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.Y. Jacobs, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 24 juli 2001 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 10 oktober 2002 afgewezen en tevens ambtshalve overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv). Eiseres heeft tegen de afwijzing van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 6 november 2002 beroep ingesteld. Het tegen de ambtshalve afwijzing van de verblijfsvergunning regulier op 6 november 2002 gemaakte bezwaar is bij besluit van 20 december 2002 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres op 16 januari 2003 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 15 december 2003, AWB 02/84219 en 03/3938 heeft deze rechtbank de beroepen van 6 november 2002 en 16 januari 2003 gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van die uitspraak. Bij besluit van 27 februari 2004 heeft verweerder de aanvraag van 24 juli 2001 opnieuw afgewezen en wederom ambtshalve overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verblijf als amv. Tegen dit besluit heeft eiseres op 25 maart 2004 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 13 december 2005. Eiseres is vertegenwoordigd door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. H.L. Swarts. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) genoemde gronden.
2.3 Ingevolge artikel 31 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
2.4 Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag het volgende aangevoerd. Eiseres is opgegroeid in een weeshuis. Toen eiseres tien jaar oud was is zij meegegeven aan een vrouw die haar naar een bordeel heeft gebracht, waar zij werd opgesloten en vier jaar lang als prostituee heeft moeten werken. Vervolgens is eiseres door een klant meegenomen naar Nederland.
2.5 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiseres geloofwaardig is. Eiseres komt echter niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of c, Vw, omdat zij heeft nagelaten de bescherming van de autoriteiten in te roepen, terwijl dat wel van haar gevergd kon worden.
2.6 Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder zich, gezien haar bijzondere omstandigheden, niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zij de bescherming van de autoriteiten had kunnen inroepen. Eiseres dient derhalve in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a dan wel c, Vw.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.7 Niet in geschil is dat het asielrelaas van eiseres geloofwaardig is. De vraag of verweerder eiseres de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking verblijf als amv in redelijkheid heeft kunnen onthouden, staat evenmin ter discussie, nu eiseres het hiertegen gerichte beroep ter zitting heeft ingetrokken. Nog slechts in geschil is of eiseres in het bezit dient te worden gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of c, Vw.
2.8 Verweerder kan worden gevolgd in zijn stelling dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. Nog afgezien van het feit dat hetgeen eiseres in het land van herkomst is aangedaan niet van overheidswege is verricht, is aangetoond noch gebleken dat sprake is van (enige vorm van) discriminatie op grond van geslacht.
2.9 Ten aanzien van het beroep van eiseres op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw wordt het volgende overwogen. Eiseres is wees. Tot haar tiende groeide zij op in een weeshuis, waar zij drie jaar lagere school heeft genoten. Van een voogd of toeziend voogd is niet gebleken. Op tienjarige leeftijd werd eiseres meegegeven aan een vrouw die haar naar een bordeel bracht, waar eiseres vijf jaar in een kamer werd opgesloten en gedurende vier jaar gedwongen seks te hebben met onbekende mannen. Voor haar werkzaamheden kreeg eiseres niet betaald. Ter ondersteuning van haar relaas heeft eiseres verwezen naar pagina 6 van het jaarboek van Amnesty International 2005, waarin staat vermeld dat ieder jaar duizenden Russische vrouwen tot prostitutie worden gedwongen.
2.10 Uit het dossier blijkt voorts dat eiseres een uiterst kwetsbaar, zeer jong meisje is, dat slachtoffer is geworden van stelselmatige verkrachting in de leeftijd elf tot vijftien jaar. Een kind dat zo lang opgesloten heeft gezeten is op geen enkele wijze gesocialiseerd en van haar kan niet worden verwacht dat zij van alle maatschappelijke structuren en mechanismen op de hoogte is. Uit pagina 3 van het eerste gehoor blijkt dat eiseres geenszins wist waar het bordeel was gesitueerd waar zij was tewerkgesteld. Pas toen zij met de auto wegreed zag zij lichten en een verkeersbord met een streep door het woord Moskou. Uit pagina’s 7 en 8 van het nader gehoor blijkt dat eiseres niet eens beschikte over normale kleding. De stelling van verweerder dat niet op voorhand is uit te sluiten dat de autoriteiten in het land van herkomst niet genegen zouden zijn om eiseres bescherming te bieden, wordt niet gevolgd. Eiseres heeft vijf jaar in het bordeel vastgezeten en als prostituee moeten werken, terwijl in die gehele periode niet één keer is gebleken van enige bemoeienis van de autoriteiten, in welke vorm dan ook. Uit dit stilzitten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan te worden afgeleid dat de autoriteiten in het land van herkomst niet willens waren op te treden, te meer nu in dat bordeel circa vijftien meisjes waren tewerkgesteld, zodat sprake was van prostitutie op grote schaal, die bij de autoriteiten moeilijk onopgemerkt had kunnen blijven.
2.11 Nog afgezien van de vraag of eiseres op haar leeftijd had kunnen weten welke wegen te bewandelen om bescherming te verkrijgen, kan van iemand in haar positie en die vele jaren opgesloten heeft gezeten, niet worden gevergd zich tot de autoriteiten te wenden voor hulp. Verweerder heeft zich, gelet op het bovenstaande, niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet voldoet aan het gestelde in de Vreemdelingencirculaire 2000 met betrekking tot het traumatabeleid.
2.12 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.13 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.14 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte kosten en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvraag van 24 juli 2001 met inachtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten eiseres moet voldoen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. van der Lelie, rechter, en op 31 januari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. C.C. Flaes, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.