ECLI:NL:RBSGR:2006:AV8697

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/47232
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor Bulgaarse verzoekster om mvv voor arbeid als zelfstandige

In deze zaak verzoekt een Bulgaarse verzoekster om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verrichten van arbeid als zelfstandige, specifiek als prostituee. De aanvraag is afgewezen door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, die zich baseert op een eerdere veroordeling van de verzoekster voor het bezit van een vals reisdocument. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vraagt om een voorlopige voorziening, zodat zij behandeld kan worden alsof zij in het bezit is van een mvv, of dat de verweerder binnen een bepaalde termijn beslist op haar bezwaarschrift.

De voorzieningenrechter overweegt dat het beleid omtrent het communautaire openbare orde-criterium, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet, niet correct is toegepast door de verweerder. De rechter stelt vast dat de verzoekster recht heeft op een beoordeling op basis van het Europese recht en de relevante jurisprudentie, in plaats van het nationale openbare orde beleid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om behandeling als ware zij in het bezit van een mvv af, omdat niet duidelijk is of zij aan alle overige voorwaarden voldoet. Echter, de rechter draagt de verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak te beslissen op het bezwaarschrift, gezien de reeds verstreken termijn voor deze beslissing.

De uitspraak benadrukt het belang van een spoedige beslissing op het bezwaarschrift en de noodzaak voor de overheid om te onderzoeken of de verzoekster aan alle vereisten voldoet voor toelating. De voorzieningenrechter veroordeelt de verweerder ook in de proceskosten van de verzoekster, die op € 644,- worden vastgesteld, en draagt de Staat der Nederlanden op het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 05 / 47232
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 januari 2006
in de zaak van:
A,
geboren op [...] 1980, van Bulgaarse nationaliteit, verzoekster,
gemachtigde: mr. V. Kidjan, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoekster heeft op 30 juni 2005 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘het verrichten van arbeid als zelfstandige’. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 13 september 2005 afgewezen. Verzoekster heeft tegen het besluit op 12 oktober 2005 bezwaar gemaakt.
1.2 Verzoekster heeft op 20 oktober 2005 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt een voorziening te treffen om verweerder te gebieden verzoekster te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv, dan wel verweerder een termijn op te dragen waarbinnen beslist dient te worden op het bezwaarschrift.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 20 december 2005. Verzoekster is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 72, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een mvv, voor de toepassing van hoofdstuk 7 “Rechtsmiddelen” van de Vw gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet.
2.3 De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling van het onderhavige geschil de volgende feiten. Verzoekster is op 16 december 2004, onherroepelijk geworden op 31 december 2004, veroordeeld door de politierechter te Groningen wegens overtreding van artikel 231, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (bezit van vals of vervalst reisdocument).
2.4 De gemachtigde van verzoekster heeft bij een, samenhangend met deze procedure, verzoek om advies voor afgifte van een mvv van 24 juni 2005 aangegeven dat verzoekster zich in Nederland wenst te vestigen teneinde arbeid als zelfstandig prostituee te verrichten. Zij beroept zich hierbij op de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen (EG) en hun Lid-Staten enerzijds en de Republiek Bulgarije anderzijds.
2.5 Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, onder c, Vw. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster vanwege het feit dat zij terzake van een misdrijf is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een gevaar vormt voor de openbare orde.
2.6 Hiertegen heeft verzoekster in bezwaar het volgende ingebracht. Ten onrechte is getoetst aan nationale wetgeving en beleid, terwijl in het geval van verzoekster aan het aan het gemeenschapsrecht ontleende openbare orde-criterium getoetst had dienen te worden. Hiertoe wordt verwezen naar het arrest Jany c.s. van het Hof van Justitie EG van 20 november 2001 (C-268/99). In dit kader zal een nationale autoriteit zich slechts op een afwijking uit hoofde van de openbare orde mogen beroepen, indien er een werkelijke en voldoende ernstige bedreiging bestaat die een fundamenteel belang van de samenleving raakt. Verzoekster meent dat hier in haar geval geen sprake van is. Zij heeft als prostituee gebruik gemaakt van een vals of vervalst paspoort, omdat zij niet in staat was om zich rechtmatig als prostituee in Nederland te vestigen. Aangezien met de mvv-aanvraag rechtmatig verblijf beoogd wordt, is de kans op recidive uitgesloten. Voorts beroept verzoekster zich op het gelijkheidsbeginsel. In twee gelijke zaken van prostituees afkomstig uit Associatielanden die veroordeeld waren voor eenzelfde misdrijf werd, na toetsing aan het openbare orde-criterium op grond van het gemeenschapsrecht, een verblijfsvergunning verleend.
2.7 Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, blijkens het beleid opgenomen in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) onder B11/7.4, enkel bij beëindiging van het verblijfsrecht van Bulgaarse onderdanen die rechten ontlenen aan de Europa-overeenkomst het communautaire openbare orde-criterium van toepassing is. In het onderhavige geval is er sprake van een verzoek om toelating, waarbij het nationale openbare orde-criterium geldt.
2.8 In reactie hierop heeft de gemachtigde van verzoekster verwezen naar rechtsoverweging 59 van het arrest Jany en naar een uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 22 augustus 2003 (AWB 02/72367) waaruit blijkt dat ook in het geval om toelating wordt verzocht getoetst dient te worden aan het communautaire openbare orde-criterium. Tevens zijn ter zitting door de gemachtigde stukken overgelegd van identieke zaken waarin een mvv is verleend nadat was gewezen op bovengenoemde uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.9 Bij Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2000 (WBV) 2005/43, gepubliceerd in de Staatscourant van 31 augustus 2005, is het beleid voor onderdanen van Bulgarije en Roemenië die zich in Nederland als zelfstandige willen vestigen gewijzigd.
2.10 In dit beleid, thans opgenomen in B11/7.4 Vc, is bepaald dat het verblijfsrecht van onderdanen van Bulgarije en Roemenië die rechten ontlenen aan de Europa overeenkomst slechts wordt beëindigd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid indien het persoonlijk gedrag een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt (arrest Jany). Zie voor een toelichting op dit communautaire openbare orde-criterium B10/7.2.1. Vc.
2.11 Ingevolge het (ongewijzigde) beleid opgenomen in B10/7.2.1 Vc komt aan een gemeenschapsonderdaan geen verblijfsrecht toe ofwel het verblijfsrecht van een gemeenschapsonderdaan vervalt, indien hij een actuele bedreiging van de openbare orde of de nationale veiligheid vormt.
2.12 Voor inwerkingtreding van WBV 2005/43 was, op grond van het beleid in B11/6.4 Vc, voor onderdanen van Bulgarije die verblijfsrecht genoten op grond van de Europa overeenkomst, het openbare orde criterium van het gemeenschapsrecht van toepassing, zoals opgenomen in B10/7.2.1 Vc. Dit criterium was zowel in gevallen van verblijfsbeëindiging als verblijfsrecht van toepassing. Uit WBV 2005/43 blijkt niet waarop de aanscherping van het openbare criterium voor onderdanen van Bulgarije en Roemenië, die rechten ontlenen aan de Europa-overeenkomst en verzoeken om toelating, is gebaseerd.
Bovendien verwijst het bij WBV 2005/43 gewijzigde beleid in B11/7.4 Vc, waarin is vermeld dat het communautaire openbare orde criterium alleen van toepassing is bij verblijfsbeëindiging, nog immer naar B10/7.2.1 Vc, waarin het communautaire openbare orde criterium van toepassing wordt geacht in gevallen van zowel verblijfsbeëindiging als toelating.
Afgezien van het voormelde, wordt het recht van verzoekster direct afgeleid van het EG-recht en de uitleg van het EG-recht in jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG en niet van het beleid zoals opgenomen in de Vc. Gelet op het vorenstaande kan dan ook naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het besluit in primo geen stand houden, nu verweerder ten onrechte heeft getoetst of verzoekster met toepassing van het nationale openbare orde beleid toelating kan worden geweigerd.
2.13 Daar komt tevens bij dat verweerder ter zitting op geen enkele wijze is ingegaan op het door verzoekster gedane en onderbouwde beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verzoekster verwijst daarbij het geval waarin een onderdaan van een land waarmee de EG eveneens een Associatieovereenkomst had gesloten een aanvraag voor een mvv had ingediend en die mvv is verstrekt, waarbij de aanvraagster eveneens was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf terzake van overtreding van artikel 231, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, maar dan voor de duur van twee maanden, in plaats van twee weken, zoals in het geval van verzoekster.
2.14 Alhoewel de voorzieningenrechter op grond van hetgeen voorgaand is overwogen van oordeel is dat het bezwaar grote kans van slagen heeft, komt hetgeen verzoekster primair heeft beoogd met het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking. Verzoekster verzoekt om te worden behandeld als ware in het bezit van een geldige mvv c.q. verblijfsvergunning. Dit verzoek kan echter niet worden toegewezen, nu thans onvoldoende duidelijk is of zij aan alle overige voorwaarden voor verlening van een mvv c.q. verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid als zelfstandige voldoet. Om die reden weegt het belang van de Staat om te onderzoeken of de vreemdeling aan alle voor toelating gestelde vereisten voldoet, zonder daarbij door diens aanwezigheid hier te lande voor een voldongen feit te worden geplaatst, zwaarder dan het belang van verzoekster om te worden behandeld als ware in het bezit van een mvv.
2.15 Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster belang heeft bij een spoedige beslissing op het bezwaarschrift, nu de termijn voor het beslissen op bezwaar reeds is verstreken. De voorzieningenrechter zal hierom het verzoek om voorlopige voorziening in die zin toewijzen dat verweerder wordt opgedragen om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak te beslissen op het bezwaarschrift.
2.16 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.17 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb zal de voorzieningenrechter de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2 draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak te beslissen op het bezwaarschrift van 12 oktober 2005;
3.3 veroordeelt verweerder in de kosten ad € 644,- en draagt de Staat der Nederlanden op deze kosten aan verzoekster te voldoen;
3.4 draagt de Staat der Nederlanden op het betaalde griffierecht ad € 138,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. van der Lelie, voorzieningenrechter, en op 10 januari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. E. Koornstra, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.