ECLI:NL:RBSGR:2006:AV8609
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vreemdelingenbewaring na langdurige detentie en belangenafweging
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 januari 2006 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de vreemdelingenbewaring van eiser, een zogenaamde PGA-vreemdeling met zware criminele antecedenten. Eiser is sinds 1992 81 keer als verdachte geregistreerd in de systemen van de politie Rotterdam-Rijnmond en is in totaal veroordeeld tot 6 jaar en 9 maanden gevangenisstraf. Hij is ongewenst verklaard en heeft zich tijdens de gehoren agressief en beledigend opgesteld, wat het onderzoek naar zijn uitzetting frustreert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring van eiser op dat moment al ruim zeventien maanden duurde. De rechtbank overweegt dat, naarmate de tijd verstrijkt, het belang van de vreemdeling om in vrijheid te worden gesteld groter wordt. De jurisprudentie stelt dat na zes maanden bewaring het belang van de vreemdeling doorgaans zwaarder weegt dan het belang van de staat om de vreemdeling in bewaring te houden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een langere bewaring rechtvaardigen. Ondanks de criminele antecedenten en het frustrerende gedrag van eiser, oordeelt de rechtbank dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van eiser dient uit te vallen. De rechtbank besluit dan ook om de maatregel van vreemdelingenbewaring op te heffen en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 644,-.