ECLI:NL:RBSGR:2006:AV4146
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Recourt
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de rechtmatigheid van de voortduring van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 januari 2006 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser, A, geboren in 1974 en van Algerijnse nationaliteit. Eiser was in bewaring gesteld op 11 augustus 2005 op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eerdere beroepen tegen de oplegging en voortduring van de maatregel waren ongegrond verklaard. Eiser heeft op 6 januari 2006 opnieuw beroep ingesteld, waarbij hij opheffing van de maatregel en schadevergoeding heeft gevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor uitspraak, zoals genoemd in artikel 96 van de Vreemdelingenwet, op 20 januari 2006 was verstreken, maar oordeelde dat deze overschrijding van vier dagen niet leidt tot onrechtmatigheid van de voortduring van de maatregel. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat de termijnen in artikel 96 niet fataal zijn.
De rechtbank overweegt dat de belangen van eiser niet zodanig zijn aangetast door de termijnoverschrijding dat deze moeten prevaleren boven het belang van de verweerder bij voortduring van de maatregel. Tevens wordt opgemerkt dat er nog steeds sprake is van een 'speedy' beslissing, zoals bedoeld in artikel 5 van het EVRM, waarbij de rechtbank uitgaat van een periode van achttien dagen tussen het instellen van beroep en de uitspraak in eenvoudige zaken. De rechtbank concludeert dat de voortduring van de maatregel niet in strijd is met de wet en dat deze gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J. Recourt, voorzitter, en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.M.J. Mooijer, griffier.