ECLI:NL:RBSGR:2006:AV3692

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/14568
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf en hoorplicht belanghebbenden

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 februari 2006 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, had op 15 april 2004 een aanvraag ingediend voor een mvv met als doel verblijf bij haar ouders. Deze aanvraag werd op 1 juli 2004 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot een beroepschrift bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet gehoord was, terwijl zij daar wel om had verzocht. De rechtbank benadrukte het belang van het horen van belanghebbenden in de bezwaarschriftprocedure, zoals vastgelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het beleid in de Vreemdelingencirculaire, dat het niet horen van de aanvrager toestaat, in strijd is met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 805,--.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
meervoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
juncto artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 05/14568
V-nr: 915.001.7219
inzake: A, geboren op [...] 1982, van Marokkaanse nationaliteit, wonende in Marokko, eiseres,
gemachtigde: mr. F. Kiliç, advocaat te Amsterdam,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. B.M. Kristel, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Op 15 april 2004 heeft eiseres bij de Nederlandse ambassade te Rabat een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel “verblijf bij ouders”. Bij besluit van 1 juli 2004 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij bezwaarschrift van 6 juli 2004 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 18 januari 2005 is de heer B, referent, gehoord door een ambtelijke commissie. Het bezwaar is bij besluit van 15 maart 2005 ongegrond verklaard.
2. Bij beroepschrift van 1 april 2005 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 2 mei 2005 en aangevuld bij brieven van 19 mei 2005 en 27 juni 2005. Op 30 mei 2005 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen.
3. Het onderzoek ter zitting door de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 5 juli 2005. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. T. Ponte.
4. Bij beslissing van 13 juli 2005 is het onderzoek heropend. Bij brief van 15 juli 2005 heeft de rechtbank een vraag gesteld aan verweerder. Bij brief van 29 juli 2005 heeft verweerder deze vraag beantwoord. Bij brief van 16 augustus 2005 heeft de gemachtigde van eiseres hierop gereageerd. De zaak is vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer.
5. Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 7 december 2005. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
6. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. FEITEN
In dit geding gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. Op 29 april 2003 heeft referent verzocht om advies inzake de verlening van een mvv ten behoeve van zijn dochter. Bij brief van 1 juli 2003 is negatief geadviseerd. Het hiertegen ingediende bezwaar is bij besluit van 23 februari 2004 niet-ontvankelijk verklaard. Op 29 april 2003 heeft referent voorts verzocht om verlening van een mvv voor de moeder van eiseres. Bij besluit van 3 juni 2003 is deze mvv-aanvraag toegewezen.
III. OVERWEGINGEN
1. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit, in het licht van de daartegen aangevoerde beroepsgronden, in rechte stand kan houden.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het volgende standpunt gesteld. Niet gebleken is dat achterlating van eiseres getuigt van een onevenredige hardheid. Eiseres is bijna drieëntwintig jaar oud en geboren en getogen in Marokko. Aangenomen kan worden dat zij is opgenomen en geïntegreerd in de Marokkaanse samenleving en dat zij in Marokko een eigen sociaal netwerk heeft opgebouwd van vriendinnen en kennissen. Eiseres kan geacht worden zich zelfstandig in Marokko staande te kunnen houden. Voorts betekent de weigering eiseres verblijf hier te lande toe te staan geen schending van het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er is wel sprake van een relatie tussen ouders en een meerderjarig kind, het is echter niet aannemelijk gemaakt dat de band tussen de ouders en eiseres zo bijzonder is, dat moet worden aangenomen dat van een normale emotionele band tussen ouders en meerderjarige kinderen overstijgende, bijzondere afhankelijkheid sprake is.
3. Eiseres heeft de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aangevoerd. Achterlating van eiseres getuigt van een onevenredige hardheid. Zij is niet opgenomen en geïntegreerd in de Marokkaanse samenleving. Na het vertrek van haar moeder is eiseres in een sociaal en psychisch isolement beland. Zij kan zich niet zelfstandig staande houden. Eiseres staat onder psychische behandeling. Zij is psychisch instabiel, gaat niet naar school, werkt niet en heeft geen sociaal netwerk. Alle familieleden van eiseres bevinden zich in het buitenland. Voorts blijkt uit algemene landeninformatie dat de rechtspositie van alleenstaande vrouwen in Marokko is achtergesteld ten opzichte van mannen. Tevens lijdt de moeder van eiseres aan psychische klachten als gevolg van de scheiding met eiseres. Daarnaast heeft verweerder aan de ingebrachte psychische verklaringen ten aanzien van eiseres ten onrechte geen gewicht toegekend. Voorts is het besluit in strijd met artikel 8 van het EVRM. Tussen eiseres en de rest van het gezin, in het bijzonder de moeder, bestaat een band welke als meer dan bijzonder dient te worden aangemerkt. De afweging die verweerder heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM is ondeugdelijk aangezien onvoldoende aandacht is besteed aan alle relevante feiten en omstandigheden. Tot slot is aangevoerd dat eiseres zelf gehoord had dienen te worden, zodat zij meer duidelijkheid had kunnen geven over haar positie.
4. Bij brief van 15 juli 2005 heeft de rechtbank verweerder verzocht, nu eiseres in beroep heeft gesteld dat zij in bezwaar zelf gehoord had dienen te worden, de vraag te beantwoorden of en, zo ja, op welke grondslag in de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 een inperking plaats kan vinden van het aantal te horen belanghebbenden, dit gelet op de tekst van artikel 7:2 van de Awb.
5. Bij brief van 29 juli 2005 heeft de gemachtigde van verweerder gereageerd op bovengenoemde brief en zich op het volgende standpunt gesteld. Met de passage in paragraaf B1/4.7.7 van de Vc 2000, waarin onder meer staat opgenomen dat in zaken met betrekking tot afgifte van een visum of mvv de referent in Nederland wordt gehoord, is niet beoogd het bepaalde in artikel 7:2 van de Awb in te perken. Gelet op het in artikel 2:1 van de Awb bepaalde kan de vreemdeling zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. In dit verband is in paragraaf B1/4.7.7 van de Vc 2000 aangegeven dat de referent een schriftelijke machtiging dient over te leggen om namens de belanghebbende in rechte op te treden. Op deze wijze kan door vertegenwoordiging aan het in artikel 7:2 van de Awb bepaalde worden voldaan. Indien er geen gemachtigde is dan geldt de vierde volle alinea van voornoemde paragraaf van de Vc 2000: indien de belanghebbende in het buitenland verblijft en een adres in het buitenland bekend is, dan wordt er gehoord door tussenkomst van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.
6. Bij brief van 16 augustus 2005 heeft de gemachtigde van eiseres gereageerd op het schrijven van de gemachtigde van verweerder en zich op het volgende standpunt gesteld. Het horen van belanghebbenden is een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftprocedure. Het horen van referent is niet voldoende geweest, nu hij eiseres slechts enkele malen per jaar ziet en haar slechts telefonisch spreekt. Daarom kan hij nimmer volledig op de hoogte zijn van de psyche van eiseres en hetgeen zij meemaakt. Dit heeft tot gevolg gehad dat niet alle feiten en omstandigheden ter beoordeling hebben gelegen bij het bestreden besluit.
7. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
8. Artikel 7:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, het belanghebbenden in de gelegenheid stelt te worden gehoord.
9. Artikel 7:3 van de Awb bepaalt dat van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
c. de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
10. Blijkens paragraaf B1/4.7.7 van de Vc 2000 wordt in zaken met betrekking tot de afgifte van een visum of mvv de referent in Nederland gehoord. De referent dient een schriftelijke machtiging om namens belanghebbende in rechte te mogen optreden, over te leggen, tenzij de referent tevens de aanvrager, wettelijk vertegenwoordiger of raadsman is.
11. Artikel 7:3 van de Awb bevat een limitatieve opsomming van de uitzonderingen op de in artikel 7:2, eerste lid, van de Awb genoemde hoorplicht.
12. In het onderhavige geval is de heer B, referent en vader van eiseres, op 18 januari 2005 gehoord door een ambtelijke commissie. Bij deze gelegenheid was tevens de gemachtigde van eiseres aanwezig.
13. Niet in geschil is dat eiseres belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij niet is gehoord.
14. In de gronden van bezwaar van 4 augustus 2004 heeft eiseres uitdrukkelijk aangegeven dat zij gehoord wenst te worden. In de gronden van beroep van 2 mei 2005 heeft eiseres aangevoerd dat zij zelf gehoord diende te worden, omdat er dan meer duidelijkheid zou zijn ontstaan over haar positie.
15. De rechtbank overweegt dat blijkens artikel 7:2, eerste lid, van de Awb belanghebbenden in de gelegenheid dienen te worden gesteld om te worden gehoord. Het gestelde in B1/4.7.7 van de Vc 2000, voorzover dit betrekking heeft op het niet horen van de aanvrager van een mvv, bevat een mogelijkheid om van het horen van de aanvrager af te zien, zonder dat er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 7:3 van de Awb. Gelet op het belang van het horen tijdens de bezwaarschriftprocedure, zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie, is de rechtbank van oordeel dat de limitatieve opsomming in artikel 7:3 van de Awb ook een uitputtende opsomming is. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank het beleid in paragraaf B1/4.7.7 van de Vc 2000 in strijd met de wet, voorzover het ziet op het niet horen van de aanvrager van een mvv, terwijl daar wel om was verzocht.
16. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 7:2 en 7:3 van de Awb. Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard, het bestreden besluit worden vernietigd en bepaald worden dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.
17. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 805,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
18. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 van de Awb wijst de rechtbank de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht.
IV. BESLISSING
De rechtbank:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit;
3. bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 805 ,-- (zegge: achthonderd en vijf euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan eiseres;
5. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ad € 138,-- (zegge: honderd en achtendertig euro).
Gewezen door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter en mrs. C. Klomp en J. Recourt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Veer, griffier, en openbaar gemaakt op: 9 februari 2006
De griffier, De voorzitter,
Afschrift verzonden op:
Conc: EV
Coll:
Bp: -
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.