Hcm/I
zaaknummer: 244480 / rolnummer: 05/1869
datum vonnis: 22 februari 2006
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
sector civiel recht – meervoudige kamer
Incidenteel vonnis in de zaak met rolnummer 05-1869 van:
1. de besloten vennootschap KOEPON GENETICS EUROPE B.V.,
gevestigd te Garnwerd,
2. de besloten vennootschap KOEPON GENETICS B.V.,
gevestigd te Garnwerd,
3. de besloten vennootschap KOEPON HOLDING B.V.,
gevestigd te Garnwerd,
4. de vennootschap onder firma ALTA BENELUX v.o.f.,
gevestigd te Garnwerd,
5. de besloten vennootschap TELLUS BEDRIJFSINSPECTIE EN PARINGSADVIES B.V.,
gevestigd te Garnwerd,
eiseressen in de hoofdzaak en in het incident,
advocaten: mrs. P.E. Mazel en M.E. Hamminga te Groningen,
procureur: mr. H.J.A. Knijff,
1. het openbaar lichaam PRODUCTSCHAP VEE EN VLEES,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde sub 1 in de hoofdzaak,
procureur: mr. C.M. Bitter,
2. de besloten vennootschap CR DELTA VRV HOLDING B.V.,
gevestigd te Arnhem,
3. de besloten vennootschap NRS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagden sub 2 en 3 in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaten: mrs. M.O. Meulenbelt te Amsterdam en Brussel en P. Amador Sanchez te Amsterdam,
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Koepon c.s.’ en ‘het PVV’, ‘CR Delta’ en ‘NRS’. CR Delta en NRS zullen gezamenlijk worden aangeduid als ‘CR Delta c.s.’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder de akte van het PVV van 22 december 2005, en heeft partijen gehoord bij gelegenheid van het op 22 december 2005 gehouden pleidooi in het incident. In dit incident vraagt Koepon c.s. aan de rechtbank om de hierna vermelde voorlopige voorzieningen te treffen jegens CR Delta c.s. Tegelijkertijd heeft in de hoofdzaak een comparitie van partijen plaatsgevonden. In het incident hebben partijen hun zaak bepleit aan de hand van aan de rechtbank overgelegde pleitnotities.
1. Feiten en grondslag van het geding
In de hoofdzaak en in het incident
1.1 Koepon c.s. is een bedrijf dat zich richt op het verrichten van bedrijfsinspecties voor veehouders, het geven van paringsadviezen en het verkopen van verschillende soorten sperma van runderen.
1.2 CR Delta is een veeverbeteringsorganisatie. Zij was onderverdeeld in vier divisies: NRS, Holland Genetics, Regio’s en Beheer. Die divisies zijn rechtspersonen geworden.
1.3 NRS, een werkmaatschappij van CR Delta, is een bedrijf dat zich richt op de verwerking van gegevens van onder meer stamboekgegevens en de ontwikkeling en levering van informatieproducten aan rundveehouders en organisaties. Zij hanteert het NRS Informatie Systeem (hierna: NIS).
1.4 Het NIS is een databank met gegevens van runderen. De input in het NIS komt uit verschillende bronnen (waaronder veehouders en organisaties die actief zijn op het gebied van rundveeverbetering) en bestaat onder meer uit stamboekgegevens, fokwaarden, exterieurgegevens en gegevens verkregen met de melkproductiecontrole. Het fysieke beheer van het NIS is in handen van een vaste groep beheerders van NRS.
1.5 De rechtsvoorgangster van CR Delta heeft het NIS in 1991 opgezet met behulp van een door de toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (thans genaamd Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hierna te noemen: LNV) toegekende subsidie. Daaraan was onder andere de voorwaarde verbonden dat het NIS voor alle in Nederland erkende stamboekorganisaties diende open te staan.
1.6 CR Delta is bezig met de ontwikkeling van een nieuw softwareprogramma: IRIS. Dat programma komt in de plaats van het NIS.
1.7 Uit de brief (prod. 10 CvA) van de (toenmalige) Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), G.H. Faber, van 8 januari 1999 (Tweede Kamerstukken 1998-1999, 26 200 XIV , nr. 37), waarvan de inhoud niet is weersproken door Koepon c.s., respectievelijk uit de Tweede Kamerstukken, vergaderjaar 2001/2002, vragennummer 1185, aanhangsel, p. 2503 (prod. 3 akte Koepon c.s. 15 juni 2005) blijkt - zakelijk weergegeven -:
- naast het NIS bestaat het op grond van Europese (Verordening EG 820/97) en nationale (Gezondheidswet voor dieren) regelgeving verplichte identificatie- en registratiesysteem (I&R-systeem), eveneens een databank met gegevens van runderen.
Voor dit systeem, dat is bedoeld om een effectieve tracering van runderen bij de bestrijding van dierziekten, export-certificering, residu-controle en controle op subsidies mogelijk te maken, is de overheid, meer specifiek de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren (hierna: GD, daartoe aangewezen door het PVV), verantwoordelijk;
- veehouders zijn verplicht hierin al hun runderen te laten registreren;
- aan elk rund wordt bij de registratie een uniek nummer toegekend;
- het technische beheer en de onderhoudstaken van dit systeem zijn door GD uitbesteed aan NRS;
- het systeem van één uniek nummer per rund leent zich uit een oogpunt van efficiency
voor gebruik door andere (stamboek)organisaties in die zin dat bij het opslaan en het verwerken van gegevens over runderen gebruik wordt gemaakt van dezelfde nummering als bij het I&R-systeem;
- de fokkerij is op zichzelf een private aangelegenheid met een aantal op grond van Richtlijn 77/504/EEG geldende en in het op de Gezondheidswet voor dieren gebaseerde fokkerijbesluit opgenomen zoötechnische normen in verband met de intracommunautaire handel in raszuivere fokrunderen betreffende de instelling van stamboeken, de wijze waarop prestatieonderzoek en beoordeling van de genetische waarden van runderen dient te geschieden en de erkenning van organisaties als stamboek;
- NRS, thans CR Delta, heeft naast de erkenning om stamboeken bij te houden als enige organisatie in Nederland een erkenning voor de uitvoering van fokwaardeschattingen en de publicatie daarvan;
- iedere organisatie die aan de EU-criteria voldoet kan een dergelijke erkenning krijgen;
- voor haar activiteiten beschikt NRS over het NIS en over een rekenprogramma voor de berekening van fokwaardeschattingen;
- de gegevens die in het NIS zijn opgeslagen ten behoeve van de veeverbetering behoren toe aan de aangesloten veehouders en vertegenwoordigen een commerciële waarde evenals de publicaties van fokwaardeschattingen door het NRS;
- de verwevenheid bij de uitvoering van de verwerking van de gegevens voor het I&R-systeem en de fokkerij moest worden beëindigd;
- het is aan het bedrijfsleven om afspraken te maken omtrent de vaststelling van fokwaardeschattingen en de toegankelijkheid van het NIS;
- het bedrijfsleven heeft als onafhankelijke organisatiestructuur de Nederlandse Veeverbeterings Organisatie (NVO) opgericht;
- de NVO is als enige organisatie in Nederland erkend en gerechtigd voor de beoordeling en de publicatie van fokwaardeschattingen van stieren (prod. 3);
- voor de fokwaardeschattingen van koeien is op Europees en nationaal niveau niets geregeld en dit is daarmee een aangelegenheid van de individuele organisaties (prod. 3).
1.8 In Richtlijn (EEG) nummer 77/504 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (Publicatieblad 1977, L 206, hierna: Richtlijn 77/504) zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
1. Volgens de procedure van artikel 8 worden vastgesteld:
- de methoden inzake prestatie-onderzoek en beoordeling van de genetische waarde van de runderen
- de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers
- de criteria voor de instelling van stamboeken
- de criteria voor de inschrijving in de stamboeken
- de gegevens die in het stamboekcertificaat moeten voorkomen (…)”
1.9 In Beschikking (EEG) nummer 86/130 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 maart 1986 houdende vaststelling van methoden inzake prestatie-onderzoek en van methoden voor de beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokrunderen (Publicatieblad 1986, L 101, hierna: Beschikking 86/130) zijn overeenkomstig artikel 6, eerste lid, eerste streepje, van bovengenoemde Richtlijn de methoden inzake prestatie-onderzoek en beoordeling van de genetische waarde van runderen vastgesteld. In de Bijlage bij die beschikking zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
i) Prestatie-onderzoek in een proefstation (…)
ii) Prestatie-onderzoek op het bedrijf (…)
2. Melkcontrole en bepaling van de genetische waarde van koeien voor de melkproduktie
De melklijsten die worden gebruikt voor de bepaling van de genetische waarde van koeien, moeten worden verkregen overeenkomstig een officieel systeem voor melkcontrole, dat voldoet aan de normen die zijn vastgesteld door de Internationale Commissie voor de controle van de productiviteit van melkvee (“International Committee for Recording the Productivity of Milk Animals”). (…)
De melklijsten die worden gebruikt voor de bepaling van de fokwaarde van koeien moeten: (…)”
1.10 Bij Beschikking (EG) nummer 94/515 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1994 tot wijziging van Beschikking 86/130 (hierna: Beschikking 94/515) is bovengenoemde Bijlage vervangen door de Bijlage bij Beschikking 94/515. In de considerans daarvan is vermeld dat de bij Beschikking 86/130 vastgestelde methoden voor prestatieonderzoek en voor de fokwaardeschatting van raszuivere fokrunderen aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen moeten worden aangepast.
1.11 In het Besluit van 8 augustus 1994, houdende regelen betreffende het fokken van vee en overige diersoorten (hierna: Fokkerijbesluit), dat onder meer is gebaseerd op Richtlijn 77/504 en de Gezondheidswet voor dieren, zijn de volgende bepalingen opgenomen:
1. Met betrekking tot runderen, buffels, varkens, schapen, geiten en paardachtigen geschieden de inschrijving van dieren in een stamboek of register, de inrichting van certificaten die worden afgegeven voor aldus ingeschreven dieren en hun sperma, eicellen en embryo’s, het prestatieonderzoek en de beoordeling van de genetische waarden van de dieren in overeenstemming met de regelen die daaromtrent krachtens de artikelen 7, eerste lid, en 11, derde lid, zijn gesteld en
a. voor runderen en buffels: bij artikel 4 van richtlijn 77/504/EEG en bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van artikel 6 van die richtlijn zijn gesteld; (…)
1. Een organisatie kan na een daartoe strekkend verzoek worden erkend als een instelling die, één of meer stamboeken of registers voor runderen, buffels, varkens, schapen, geiten en paardachtigen bijhoudt, indien voldaan wordt aan de voorwaarden die daaromtrent krachtens de artikelen 7, eerste lid, en 11, tweede lid zijn gesteld, en
a. voor runderen en buffels: bij regelgeving van de Europese Gemeenschap op grond van artikel 6 van de richtlijn 77/504/EEG zijn gesteld;(…)
2. Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt niet verleend indien niet gewaarborgd is dat de betrokken organisatie artikel 2, eerste lid, in acht neemt.”
1.12 Het bestuur van het PVV heeft op 13 juni 2001 op grond van artikel 11 lid 1 Fokkerijbesluit (en artikel 98, lid 1, Wet op de bedrijfsorganisatie) ter uitvoering van de artikelen 2, 3 en 5 en van het bepaalde krachtens artikel 7, tweede lid, van dit besluit vastgesteld de Verordening Uitvoering Fokkerijbesluit 2001 (PBO-blad nr. 28, 29 juni 2001, jaargang 51), welke in werking is getreden op 30 juni 2001 (prod. 4 akte Koepon c.s. 15 juni 2005). Dit betreft een raamverordening waarin is aangegeven op welke wijze een verzoek om een erkenning moet worden ingediend en in welk geval een erkenning wordt verleend, dan wel wanneer een verleende erkenning kan worden ingetrokken.
1.13 Ter uitvoering van deze Verordening heeft het bestuur van het PVV op 13 juni 2001 vastgesteld het Reglement Erkenning Veeverbeteringsorganisaties Runderen en Buffels 2001 (prod. 5 akte Koepon c.s. 15 juni 2005), welke eveneens op 30 juni 2001 in werking is getreden. Daarin zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
1. Op een aanvraag om erkenning als veeverbeteringsorganisatie wordt positief geadviseerd, indien betrokken vereniging of organisatie:
a. (…)
d. waarborgt dat:
overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de richtlijn nr. 77/504/EEG van 25 juli 1977 van de Raad van de Europese Gemeenschappen (Pb EG L 206);
1) de inschrijving van de runderen geschiedt overeenkomstig de beschikking nr. 84/419/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 juli 1984 tot vaststelling van de criteria voor inschrijving in rundveestamboeken (Pb EG L 237);
2) de certificaten die worden afgegeven van de ingeschreven runderen en hun sperma, eicellen en embryo’s overeenkomstig de beschikking nr. 86/404/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1986 tot vaststelling van het certificaat voor runderen en voor sperma, eicellen en embryo’s daarvan (Pb EG L 233) voorgeschreven gegevens bevatten;
(3) het prestatieonderzoek en de beoordeling van de genetische waarden geschiedt overeenkomstig de beschikking nr. 94/515/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1994 tot vaststelling van de methoden inzake prestatieonderzoek en bepaling van de genetische waarden en publicatie van de geschatte waarden (Pb EG L 207). (…)
In afwijking van artikel 2 eerste en tweede lid, kan op de aanvraag om erkenning als een instelling die één of meer stamboeken voor raszuivere fokrunderen en buffels bijhoudt of instelt, negatief geadviseerd worden, indien voor een ras reeds een of meer officieel erkende vereniging(en) of organisaties bestaan en een nieuwe vereniging of organisatie de instandhouding van het ras in gevaar brengt of de uitvoering van het zoötechnische programma van een bestaande vereniging of organisatie doorkruist.”
1.14 CR Delta is op grond van artikel 2 Reglement Erkenning Veeverbeteringsorganisatie Runderen en Buffels 2001 erkend als een organisatie die één of meer stamboeken voor raszuivere fokrunderen en buffels bijhoudt (hierna: stamboek).
1.15 Artikel 9, leden 3 en 4, Fokkerijbesluit bevatten de volgende bepalingen:
“3. Het is verboden om raszuivere runderen en buffels, raszuivere varkens, schapen en geiten, hybride varkens alsmede sperma, eicellen en embryo’s daarvan, als zodanig buiten Nederland te brengen naar of over het grondgebied van een andere Lid-Staat zonder dat zij vergezeld gaan van hun stamboekcertificaten, indien de aanwezigheid van dergelijke documenten door de vorenbedoelde Lid-Staat is voorgeschreven in verband met hun vervoer naar of over het grondgebied van die Lid-Staat.
4. Bij ministeriële regeling kan worden verboden om raszuivere runderen en buffels, raszuivere varkens, schapen en geiten, hybride varkens, alsmede sperma, eicellen en embryo’s daarvan, als zodanig vanuit een Lid-Staat in Nederland te brengen, indien zij niet vergezeld gaan van hun stamboekcertificaten.”
1.16 CR Delta is als stamboek bevoegd om stamboekcertificaten af te geven aan haar leden.
1.17 Bij Beschikking (EG) nummer 2005/379 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 2005 betreffende stamboekcertificaten en gegevens voor raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo’s daarvan (Publicatieblad L 125, prod. 1 akte Koepon c.s. 22 december 2005 houdende overlegging producties, hierna: Beschikking 2005/379), is Beschikking (EEG) nummer 86/404 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1986 houdende vaststelling van het model van en de gegevens die moeten voorkomen in het stamboekcertificaat voor raszuivere fokrunderen (Publicatieblad 1986, L 233) ingetrokken. Beschikking 2005/379 bevat onder meer de volgende bepalingen:
1. Stamboekcertificaten voor dieren bevatten de volgende gegevens:
a) de volgende titel: “Stamboekcertificaat afgegeven overeenkomstig Beschikkking 2005/379/EG van de Commissie voor het intracommunautaire handelsverkeer”;
b) de naam van de overeenkomstig Beschikking 84/247/EEG officieel erkende veefokkersorganisatie die het certificaat heeft afgegeven;
c) de naam van het stamboek;
n) alle beschikbare resultaten van het prestatieonderzoek en de bijgewerkte resultaten van de genetische evaluatie, alsook de genetische bijzonderheden en de genetische gebreken bij het dier zelf, bij zijn ouders en bij zijn grootouders zoals vereist in het fokprogramma voor de categorie en het dier in kwestie. Wanneer de resultaten van de genetische evaluatie op internet algemeen beschikbaar zijn, volstaat een verwijzing naar de website waar die resultaten te vinden zijn; (…)”
1.18 Bij besluit van 4 februari 2002 (prod. 8 akte Koepon c.s. 15 juni 2005) heeft het PVV Tellus Nederland B.V. (hierna: Tellus), een werkmaatschappij van Koepon c.s., erkend voor de uitvoering en reglementering van het prestatieonderzoek voor exterieur van runderen (hierna: bedrijfsinspecties/exterieurkeuringen).
Tellus houdt zich daarnaast bezig met de advisering van veehouders en verkoop van rundersperma.
1.19 Bij brief van 19 maart 2002 (prod. 9 akte Koepon c.s. 15 juni 2005) heeft CR Delta de aanvraag van Koepon c.s. tot een erkenning om gegevens te mogen vastleggen voor de fokwaardeschatting van stieren afgewezen. CR Delta heeft in die brief aan Koepon c.s. uniformering en harmonisering als een dienst aangeboden. Voorts heeft zij daarin aan Tellus medegedeeld dat de fokwaardeschatting van koeien een aangelegenheid is van een stamboek en dat zij de gegevens van niet-stamboekorganisaties, zoals Tellus, niet in haar bestanden zal opnemen en ook geen koe-indexen zal berekenen, gebaseerd op informatie van Tellus.
1.20 Op 31 december 2003 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) een besluit ex artikel 62 Mededingingswet (Mw) genomen naar aanleiding van een ambtshalve ingesteld onderzoek naar een mogelijke overtreding van artikel 24 Mw door CR Delta ten aanzien van het hanteren van diverse kortingsregelingen bij de verkoop van fokstiersperma in Nederland vanaf 1 september 2001 (prod. 1 akte Koepon c.s. 15 juni 2005). In dat besluit heeft de d-g NMa - kort gezegd - geconcludeerd dat de drie daarin onderzochte kortingsregelingen van CR Delta ieder voor zich en in onderlinge samenhang zijn aan te merken als getrouwheidskortingen die ertoe strekken de mededinging te beperken. CR Delta heeft volgens de d-g NMa daardoor misbruik gemaakt van haar economische machtspositie en inbreuk gemaakt op artikel 24 Mw vanaf 1 september 2001 tot en met 1 september 2003, de datum van het rapport van de d-g NMa.
Daarbij heeft de d-g NMa aan CR Delta een boete opgelegd en lasten onder dwangsom.
1.21 CR Delta heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.22 Bij besluit van 25 juli 2005 heeft de d-g NMa de bezwaren van CR Delta tegen zijn besluit van 31 december 2003 verworpen.
1.23 Op 13 april 2005 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Koepon c.s., Tellus, en CR Delta. CR Delta heeft hierin wederom de door Koepon c.s. gevraagde handelingen, die hierboven onder r.o. 1.18 zijn weergegeven, afgewezen.
2. Vordering, grondslag en verweer
2.1 Koepon c.s. vordert dat deze rechtbank:
I) de vorderingen als hierna vermeld onder 3.1 a, b en c (in het incident) opnieuw toewijst;
II) PVV gelast erop toe te zien dat CR Delta, althans NRS, aan alle marktpartijen, althans aan Koepon c.s., onder dezelfde condities gelijkwaardige informatie ter beschikking stelt;
III) hoofdelijke veroordeling van CR Delta c.s. tot betaling aan Koepon c.s. van een bedrag van € 47.212,95, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;
IV) hoofdelijke veroordeling van CR Delta c.s. tot vergoeding van de door Koepon c.s. geleden en nog te lijden schade welke dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
met hoofdelijke veroordeling van CR Delta c.s. in de proceskosten.
2.2 Koepon c.s. voert daartoe - onder verwijzing naar het onder de vaststaande feiten vermelde besluit van de d-g NMa van 31 december 2003 - aan dat het introduceren en handhaven van de door CR Delta gehanteerde kortingen, zoals genoemd in dat besluit, een toerekenbare onrechtmatige daad oplevert jegens Koepon c.s. De schade bestaat volgens Koepon c.s. uit de omstandigheid dat Koepon c.s. de verschillende markten minder snel hebben kunnen betreden dan zonder die kortingen het geval zou zijn geweest. De hoogte hiervan dient naar de mening van Koepon c.s. in een schadestaatprocedure te worden vastgesteld.
Ten aanzien van het PVV heeft Koepon c.s. het volgende gesteld. Het PVV is op grond van de artikelen 10 jo. 82 en 86 EG-Verdrag gehouden de hierboven genoemde handelwijze van CR Delta c.s. te beëindigen, hetgeen zij heeft geweigerd. Hierdoor handelt het PVV volgens Koepon c.s. toerekenbaar onrechtmatig jegens haar. In haar akte van 22 december 2005 heeft zij aangevoerd dat het PVV toestaat, althans niet verhindert, dat CR Delta onderscheid maakt tussen het geslacht van runderen. Hierdoor schiet het PVV volgens Koepon c.s. tekort in zijn verplichting om distorsies in de mededinging te voorkomen.
Koepon c.s. maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 47.212,95 inclusief btw.
2.3 CR Delta c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 Koepon c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat deze rechtbank CR Delta en/of NRS gelast om binnen 3 dagen na betekening van dit incidentele vonnis:
a) de door Tellus aan te leveren gegevens in het stamboek op te nemen en opgenomen te houden, gelijk zij doet met de gegevens van CR Delta, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,= voor iedere dag dat hieraan niet wordt voldaan;
b) aan Tellus te verstrekken en verstrekt te blijven houden de zogenaamde koe-indexen, gelijk deze aan CR Delta worden verstrekt, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,= per dag dat hieraan niet wordt voldaan;
c) de door Tellus uit de door haar verrichte bedrijfsinspecties verkregen gegevens te verwerken als ware het gegevens van CR Delta en deze gegevens op te nemen in alle door of vanwege CR Delta vervaardigde standaardproducten, ongeacht de drager,
met hoofdelijke veroordeling van CR Delta c.s. in de kosten van dit incident.
3.2 Koepon c.s. stelt daartoe het volgende. CR Delta handelt in strijd met op haar rustende verplichtingen uit hoofde van Europese regelgeving en maakt tevens als beheerster van het NIS/IRIS misbruik van een machtspositie. Door een en ander handelt zij toerekenbaar onrechtmatig jegens Koepon c.s. Koepon c.s. wijst erop dat CR Delta:
a.via NIS/IRIS eerder en over meer informatie beschikt dan bijvoorbeeld Koepon c.s.;
b. weigert de bij het prestatieonderzoek door Tellus vastgestelde gegevens van individuele koeien in het NIS op te nemen;
c. weigert op basis daarvan de zogenaamde koe-indexen (fokwaardeschattingen van koeien) te berekenen en aan Tellus, althans Koepon c.s., ter beschikking te stellen, terwijl zij koe-indexen wél berekent en op grond van een overeenkomst met NVO dient te berekenen; en
d. weigert bovengenoemde gegevens, althans de berekening op basis daarvan van fokwaardeschattingen van koeien op standaardproducten als exportcertificaten, koekaarten, bedrijfsoverzichten, fokwaardeoverzichten, dochterbedrijfsvergelijkingen e.d. op te nemen.
Door deze handelwijze van CR Delta ondervindt Koepon c.s. concurrentieel nadeel. CR Delta
discrimineert haar doordat zij de door Tellus aangeleverde resultaten van koeien niet opneemt
in het NIS en de door CR Delta aangeleverde gegevens wel. Afnemers van de diensten van
Koepon c.s. ondervinden hierdoor schade, nu de resultaten van het door Tellus uitgevoerde
prestatieonderzoek niet, althans niet volledig, worden vermeld in de bij het betreffende rund
behorende certificaat en geen koe-indexen worden afgegeven aan haar afnemers. De
concurrentieverhouding tussen CR Delta en haar wordt ernstig verstoord, omdat haar afnemers
geneigd zullen zijn sperma en aanvullende diensten van CR Delta te betrekken. CR Delta heeft
geen enkel redelijk belang bij weigering om de koe-indexen van de door Tellus onderzochte
runderen in het NIS op te nemen. CR Delta heeft voorts haar positie op de markt voor de
registratie van gegevens en het beheer van het NIS gebruikt om haar marktpositie op de
afgeleide markt, de markt voor het verzamelen van gegevens en het op basis van die
verzamelde gegevens geven van adviezen aan boeren met betrekking tot de inrichting van hun
bedrijf, te versterken. CR Delta maakt hiermee op grond van het standaardjurisprudentie van
het Hof van Justitie EG misbruik van haar machtspositie.
Volgens Koepon c.s. is haar belang bij de gevraagde voorzieningen gelegen in de verwachting dat de onderhavige procedure in de hoofdzaak lang zal gaan duren, waardoor het concurrentieel nadeel voor haar zal toenemen.
3.3 CR Delta c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
In het incident en in de hoofdzaak
4.1 Zelfs indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 111 lid 3 Rv jo. artikel 21 Rv, brengt dit geen nietigheid van de dagvaarding met zich mee. Immers, het bepaalde in lid 3 van bedoeld artikel is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. Nu verder niet is gesteld en evenmin is gebleken dat de dagvaarding op een andere grond nietig is, zal dit verweer van CR Delta c.s. worden gepasseerd.
4.2 Koepon c.s. heeft haar stelling dat CR Delta c.s. in strijd handelt met Europese regelgeving niet concreet onderbouwd en de rechtbank gaat daaraan dan ook in het kader van de provisionele vordering voorbij behoudens ten aanzien van haar stelling dat daaruit, mede gelet op artikel 2, lid 1 sub a, en artikel 9, lid 3, van het Fokkerijbesluit, voortvloeit dat in geval van erkenning van een organisatie als stamboek de inrichting van stamboekcertificaten van toepassing is op stieren én koeien. CR Delta c.s. heeft dat gemotiveerd betwist. Zij heeft aangevoerd dat die bepa-lingen haar alleen verplichten de gegevens van stieren in haar stamboek op te nemen. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is dít standpunt van CR Delta c.s. echter niet juist. De rechtbank verwijst in dit verband naar de onder r.o. 1.9 en 1.10 vermelde regelingen. In de betreffende teksten is geen enkele aanwijzing te vinden voor het standpunt dat de vastgestelde methoden voor prestatieonderzoek en van methoden voor de beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokrunderen alsmede de inschrijving van de resultaten daarvan in een stamboek alleen maar betrekking zouden hebben op stieren. Integendeel, uit de tekst van de Bijlage bij Beschikking 86/130 volgt dat de vastgestelde methoden als hierboven vermeld eveneens betrekking hebben op koeien. Deze Bijlage is bij Beschikking 94/515 weliswaar vervangen door de Bijlage bij die Beschikking, maar uit de considerans daarbij blijkt dat die wijziging alleen betrekking had op de vastgestelde methoden voor prestatieonderzoek en van methoden voor de beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokrunderen in Beschikking 86/130; die moesten aan de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen worden aangepast.
4.3 Voor wat betreft het beroep op CR Delta’s c.s. misbruik van een economische machtspositie, dat Koepon c.s. daarnaast heeft gedaan, merkt de rechtbank op dat Koepon c.s. daarbij kennelijk op het oog heeft de Nederlandse dienstenmarkt van het registreren en bewerken van inspec-tiegegevens van runderen. Of, en zo ja, in hoeverre CR Delta c.s. (ook) op deze markt - naast die voor fokstiersperma - een economische machtspositie heeft, laat de rechtbank bij gebreke van voldoende gegevens in het midden.
4.4 CR Delta maakt als stamboekorganisatie voor het opstellen van stamboekcertificaten gebruik van het NIS. In het NIS worden gegevens van runderen opgeslagen, be- en verwerkt en wor-den daarmee berekeningen uitgevoerd.
4.5 Koepon c.s. acht het misbruik bij CR Delta c.s. onder meer hierin gelegen (r.o. 3.2 sub a.) dat CR Delta c.s. via NIS/IRIS eerder en over meer informatie beschikt. CR Delta c.s. heeft gewezen op het NMa-besluit nr 1205-165 (productie 1 cva) waarin wordt overwogen (sub 30) dat uit het overgelegde bewijs niet volgt dat CR Delta zichzelf op oneigenlijke wijze toegang heeft kunnen verschaffen tot de gegevens van FHRS, en wel via het NIS. Koepon c.s. heeft geen feiten of gegevens in andere zin aangedragen.
4.6 Voor wat betreft de weigeringen van CR Delta c.s. vermeld onder r.o. 3.2 sub b.-d., waarop Koepon c.s. baseren dat CR Delta c.s. misbruik maakt van haar economische machtspositie, wordt het volgende overwogen.
4.7 Uit de vaststaande feiten, waaronder die vermeld sub 1.7 (brief staatssecretaris), valt verder te concluderen dat het NIS een private databank is. Op grond daarvan is de rechtbank voorlopig van oordeel dat aan CR Delta als exploitant van het NIS databankbescherming toekomt. Tevens volgt uit de vaststaande feiten dat veehouders voor het gebruik van de NIS-databank lid moeten zijn van CR Delta als stamboek en dat gegevens van runderen niet zonder toestem-ming van de betreffende veehouder mogen worden verkocht aan derden of gepubliceerd. Uit deze gegevens valt verder af te leiden dat zich hier niet voordoet de situatie als in het geval Holyhead, waarop door Koepon c.s. eveneens een beroep is gedaan (pleitnota nrs 22 e.v): met name kan thans niet (meer) worden gezegd dat CR Delta een exclusieve positie (op genoemde markt) heeft verkregen van de overheid.
4.8 Voor de onderhavige problematiek is thans het meest recente en relevante arrest van het Hof van Justitie EG het arrest van 29 april 2004 (C-418/01) inzake IMS Health GmbH & co. ohg en NDC Health Gmbh & co. Kg. Daarin overwoog het Hof van Justitie EG (r.o. 38):
"Opdat de weigering van een onderneming die houder is van een auteursrecht om toegang te geven tot een product of een dienst die onontbeerlijk is voor de uitoefening van een bepaalde activiteit als misbruik kan worden aange-merkt, volstaat het blijkens deze rechtspraak dat is voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden, namelijk dat deze weigering in de weg staat aan de introductie van een nieuw product waarnaar van de zijde van de consumenten een potentiële vraag bestaat, dat zij geen rechtvaardigings-grond heeft en dat zij elke mededinging op een afgeleide markt uitsluit."
Het door Koepon c.s. aangehaalde arrest Bronner van het Hof van Justitie EG (arrest van 26 november 1998, zaak C-7/97) behoeft in het licht van het arrest IMS Health geen bespreking meer.
4.9 Door Koepon c.s. is niets concreets gesteld waaruit zou volgen dat zou zijn voldaan aan de eerste voorwaarde genoemd in r.o. 38 van bovengenoemd arrest. Haar stelling (pt. 11 pleitnota Koepon c.s.) dat het opzetten van een tweede stamboek voor dezelfde rassen hoogst waarschijnlijk niet wenselijk, zo niet ondoenlijk, is, is in het geheel niet geconcretiseerd; evenmin is toegelicht waarom de weigering van CR Delta in de weg stond aan een nieuw Koepon-product, als alternatief voor dienstverlening op basis van het NIS. Verder is door Koepon c.s. ook niets gesteld over de hoogte van de vergoeding tegen betaling waarvan CR Delta bereid is meerbedoelde gegevens aan Koepon c.s. te verstrekken, wat zijzelf een redelijke vergoeding vindt en wat voor haar - gelet op haar overige activiteiten - een reële vergoeding is.
4.10 Evenmin is naar voorlopig oordeel van de rechtbank voldaan aan de derde voorwaarde dat de weigering van CR Delta elke mededinging op een afgeleide markt uitsluit: Koepon c.s. heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het voor haar - financieel dan wel administratief - onmogelijk is zelf een erkenning als stamboek te verkrijgen en aldus een soortgelijk systeem als het NIS op te zetten.
4.11 Op grond van een en ander is de rechtbank voorlopig van oordeel dat CR Delta jegens Koepon c.s. ook geen misbruik maakt van een economische machtspositie door te handelen zoals door Koepon c.s. gesteld. Bedoelde handelwijze van CR Delta c.s. levert derhalve geen toerekenbare onrechtmatige daad op jegens Koepon c.s.
4.12 De slotsom is dat de gevraagde voorzieningen van Koepon c.s. dienen te worden afgewezen. Koepon c.s. zal - als de in het ongelijk gestelde partij - in de kosten van het incident worden veroordeeld.
- wijst de gevraagde voorlopige voorzieningen van Koepon c.s. af;
- veroordeelt Koepon c.s. in de kosten van dit incident, tot op dit vonnis aan de zijde van CR Delta c.s. begroot op nihil aan verschotten en op € 904,= aan salaris voor de procureur;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 17 mei 2006 te 10.00 uur voor conclusie van
antwoord aan de zijde van het PVV;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. B.C. Punt, M.L. van Schaik en P.J. Slot en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 februari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.