ECLI:NL:RBSGR:2006:AV2564

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/56361, 05/56797
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • A. van 't Laar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en detentie op de detentieboot Reno in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 januari 2006 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die sinds 8 juni 2005 op de detentieboot Reno verblijft. Eiser, die stelt afkomstig te zijn uit Senegal, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, waarbij hem de maatregel van bewaring is opgelegd. De rechtbank overweegt dat de omstandigheden op de detentieboot Reno vergelijkbaar zijn met die in andere detentiecentra en dat er voldoende zicht op uitzetting aanwezig is, ondanks de lopende onderzoeken in verschillende landen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapportages die de situatie van eiser onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de bewaring rechtmatig is en dat er geen grond is voor opheffing van de maatregel. Wel wordt de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel als onrechtmatig beschouwd na zes maanden verblijf op de detentieboot. Eiser zal binnen twee dagen na de uitspraak moeten worden overgeplaatst naar een minder beperkende locatie. Daarnaast kent de rechtbank eiser een schadevergoeding toe voor de dagen die hij na 9 december 2005 op de detentieboot heeft doorgebracht. De rechtbank wijst het verzoek om wijziging van de tenuitvoerlegging toe en verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
nevenzittingsplaats Rotterdam
__________________________________________________
UITSPRAAK
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 05/56361
AWB 05/56797
V-nummer [v-nummer]
Inzake : [eiser] , eiser,
gemachtigde mr. B.C. Pfeifle, advocaat te Schiedam,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. D. Kuiper.
I. PROCESVERLOOP
1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1968 en de Senegalese nationaliteit te bezitten.
2. Op 15 december 2005 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 november 2005 waarbij eiser de maatregel van bewaring is opgelegd. In het beroep is tevens verzocht om schadevergoeding.
3. Bij kennisgeving van 19 december 2005 heeft verweerder de rechtbank bericht dat eiser met ingang van 22 november 2005 de maatregel van bewaring is opgelegd. Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt eiser na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
4. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 29 december 2005. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig R.A.J. van Toor, tolk in de Franse taal.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat eiser op 22 november 2005 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3. Niet ter discussie staat – ondanks een eerdere aanduiding van het beroep door de rechtbank als een vervolgberoep – dat het gaat om een eerste beroep tegen het besluit van verweerder van 22 november 2005 waarbij aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd, nadat een eerder opgelegde maatregel met ingang van 21 november 2005 is opgeheven vanwege een strafrechtelijke aanhouding en inverzekeringstelling.
4. Gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat eiser zich op het standpunt stelt dat de bewaring van 22 november 2005 moet worden gezien als een voortzetting van de eerdere bewaring en dat er derhalve een belangenafweging dient plaats te vinden. De presentaties van eiser bij diverse landen hebben geen resultaat opgeleverd. De plaatsing van eiser op de vreemdelingenlijst voor wie een Persoons Gebonden Aanpak (PGA) geldt en het onderzoek daaropvolgend van de liaison-officier in Marokko met behulp van originele vingerafdrukken begin november 2005, heeft geen enkel resultaat opgeleverd. Bovendien blijkt niet waarom een nieuw onderzoek is gestart in Marokko terwijl eiser reeds op 17 september 2003 in persoon is gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten met een negatief resultaat. Vanwege het ontbreken van zicht op uitzetting verzoekt eiser de rechtbank de bewaring op te heffen. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat het verblijf van eiser op de detentieboot Reno sedert 8 juni 2005 te lang duurt, onder verwijzing naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 12 december 2005, AWB 05/46909. Eiser verzoekt een wijziging van de tenuitvoerlegging te bevelen na 6 maanden verblijf op de detentieboot.
5. Namens verweerder is geconcludeerd dat de gronden van de maatregel niet worden betwist en dat de beoordeling zich toespitst op het bestaan van voldoende zicht op uitzetting. Verweerder wijst op de onderzoeken in diverse landen die nog lopen. In maart 2004 is een Interpol-onderzoek gestart in Algerije, Senegal en Marokko. Eiser heeft volgehouden uit Senegal te komen en het onderzoek door verweerder heeft zich aanvankelijk gericht op dat land. Daarna is eiser gepresenteerd bij de autoriteiten van Marokko, Mauretanië en Algerije. Het onderzoek in West-Europese landen heeft opgeleverd dat eiser drie maal onder een alias is gesignaleerd. Eiser frustreert het onderzoek en blijft bij zijn eerdere uitlatingen afkomstig te zijn uit Senegal. In het licht van de nog lopende onderzoeken en meer in het bijzonder het onderzoek van de liaison-officier in Marokko, acht verweerder voldoende zicht op uitzetting aanwezig, op grond waarvan de belangenafweging in het voordeel van verweerder dient uit te vallen.
Niet in geschil is dat eiser sedert 8 juni 2005 op de detentieboot Reno verblijft. De situatie op die boot wijkt niet af van die in andere detentiecentra. Verweerder is in incidenteel appel gegaan op 19 december 2005 van de uitspraak van deze rechtbank van 12 december 2005, omdat verweerder de rechtbank niet bevoegd acht te oordelen over het regime. Verweerder herhaalt datgene wat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 12 december 2005 naar voren is gebracht. Verweerder voegt daaraan toe dat de Penitentiaire Beginselenwet niet van toepassing is, nu op de detentieboot het Reglement regime Grenslogies op grond van artikel 6 Vw 2000 van toepassing is.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
6.1. De rechtbank is van oordeel dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor op rechtmatige wijze zijn toegepast en dat eiser op goede gronden in het belang van de openbare orde en met het oog op uitzetting opnieuw de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw 2000. De nieuwe bewaring en de gronden waarop deze rust, zijn door eiser niet bestreden.
Partijen verschillen van mening over de vraag of er voldoende zicht op uitzetting is en of de bewaring moet voortduren. De rechtbank neemt in aanmerking dat eiser blijft volhouden uit Senegal te komen, dat hij zich verschillende malen heeft bediend van een alias, dat hij ongewenst is verklaard en dat hij op de lijst staat van vreemdelingen voor wie een Persoonsgebonden Aanpak geldt waarbij een onderzoek in Marokko door de liaison-officier nog loopt. Voorts loopt ook nog het Senegal-traject. Eiser verleent onvoldoende medewerking aan deze onderzoeken, waardoor het voortduren van de bewaring, ook na zes maanden, voor risico van eiser komt. De belangenafweging dient vooralsnog in het voordeel van verweerder uit te vallen zolang er nog onderzoeken lopen die zicht op uitzetting kunnen opleveren. Voor opheffing van de bewaring ziet de rechtbank geen grond.
6.2. Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van eiser dat de tenuitvoerlegging dient te worden gewijzigd op grond van de omstandigheid dat eiser reeds langer dan zes maanden op de detentieboot verblijft, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank verwijst naar en maakt de overwegingen tot de hare van de uitspraak van deze rechtbank van 12 december 2005, AWB 05/46909. Door partijen is onweersproken gesteld dat eiser sedert 8 juni 2005 verblijft op de detentieboot Reno. Hoewel uit de dossiers die betrekking hebben op vorige beroepen, ook kan worden opgemaakt dat eiser sedert 8 juni 2005 kort heeft verbleven op een Hoofdbureau van Politie en op de detentieboot Stockholm, gaat de rechtbank uit van verblijf op de detentieboot Reno, die op grond van de artikelen 8, 9 en 11, eerste en vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet op 10 augustus 2004 door de Minister van Justitie is aangewezen als huis van bewaring. Andersluidende informatie is niet door verweerder aan de rechtbank overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de verblijfsomstandigheden op de beide detentieboten in Rotterdam vergelijkbaar worden geacht. De rechtbank verwijst hiervoor naar de rapportage van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming van 11 juli 2005, die betrokken is bij de beoordeling in de eerder geciteerde uitspraak van deze rechtbank van 12 december 2005. Onder verwijzing naar de rechtsoverwegingen 5.3, 5.4 en 5.5 van deze uitspraak zal de rechtbank de wijze van tenuitvoerlegging met ingang van de datum waarop eiser zes maanden heeft verbleven op de detentieboot c.q. -boten onrechtmatig achten. Eiser zal zo spoedig mogelijk doch met een maximum van twee dagen na verzending van deze uitspraak, dienen te worden overgeplaatst naar een plaats van tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, in dier voege dat het verblijf op deze plaats een minder beperkend en inperkend karakter moet dragen dan op de detentieboot Reno.
6.3. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding om ten aanzien van eiser op grond van artikel 106 van de Vw 2000 een schadevergoeding toe te kennen van € 45,-- voor iedere dag na 9 december 2005, die eiser heeft, althans zal hebben doorgebracht op de detentieboot Reno.
6.4. Nu aldus uitspraak wordt gedaan in het beroep ingesteld door eiser (AWB 05/56361), bestaat er geen belang meer bij een beoordeling van het middels de kennisgeving van verweerder ingestelde beroep (AWB 05/56797).
6.5. Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,=, als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322,=, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank ’s-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
- wijst het verzoek om wijziging van de tenuitvoerlegging toe als overwogen in deze uitspraak;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- wijst het verzoek om toekenning van schadevergoeding toe voor iedere dag na 9 december 2005, die eiser op de detentieboot Reno heeft, althans zal hebben doorgebracht;
- verklaart het middels de kennisgeving van verweerder ingestelde beroep (AWB 05/56797) niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,=,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. A. van ‘t Laar, rechter, en uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2006, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
De griffier, De rechter,
RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.
afschrift verzonden op: