ECLI:NL:RBSGR:2006:AV2149

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rolnr. 442091/04-5037
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.T. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van effectenlease-overeenkomsten door echtpaar tegen Dexia Bank Nederland N.V. en Findi Boskoop B.V.

In deze zaak vorderden eisers, een echtpaar, de vernietiging van negen effectenlease-overeenkomsten die zij met Dexia Bank Nederland N.V. hadden gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomsten op goede gronden waren vernietigd, omdat de eisers hadden gedwaald bij het aangaan van deze overeenkomsten. De rechtbank stelde vast dat de eisers onvoldoende waren geïnformeerd over de risico's van de effectenleaseconstructie en dat Dexia niet had voldaan aan haar zorgplicht. De kantonrechter wees erop dat de constructie die door Findi Boskoop B.V. was geadviseerd, onterecht en onnodig complex was, en dat Dexia had moeten inzien dat er iets niet klopte. De rechtbank oordeelde dat Dexia de eisers het bedrag dat zij op basis van de vernietigde overeenkomsten hadden betaald, moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 april 2003. Daarnaast werd Dexia veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van Dexia werd afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de eisers niet op de hoogte waren van de risico's die aan de overeenkomsten verbonden waren. Dit vonnis werd uitgesproken op 25 januari 2006 door kantonrechter R.T. van Leeuwen.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie Leiden
rl
rolnr. 442091/04-5037
datum: 25 januari 2006
Vonnis in de zaak van:
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie 1] en
[eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie], echtgenote van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie 1],
wonende te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: eerst mr J.I. van Vlijmen resp. mr M.R. Gerritsen,, thans mr. D.O. Bogers,
tegen
1. de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
rolgemachtigde: E. van Mastrigt,
2. de besloten vennootschap Findi Boskoop B.V.,
statutair gevestigd te Boskoop en voor statutenwijziging genaamd Spaar Select B.V.
voorheen kantoorhoudende te Leiden,
gedaagde partij in conventie,
niet verschenen.
Partijen worden aangeduid als “[eisers]” (eisers gezamenlijk) respectievelijk als “[eiser 1]” en “[eiser 2]” en als “Dexia” respectievelijk “Findi”.
Procedure
De kantonrechter verwijst voor het procesverloop naar zijn vonnis van 24 augustus 2005.
[eisers] hebben een “akte uitlating inzake curator” genomen, waarin zij doen weten dat de curator in het faillissement van Findi de procedure niet zal overnemen.
Dexia heeft een antwoordakte genomen, waarin zij tevens ingaat op de eisvermeerdering in reconventie.
Bij rolbeslissing d.d. 21 december 2005 is de procedure geschorst in verband met de indiening, op 18 november 2005, van een verzoek van Dexia en anderen van een verzoek ingevolge de WCAM bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij brief van 22 december 2005, waarvan een afschrift aan de gemachtigde van Dexia is gezonden, hebben [eisers] bezwaar gemaakt tegen de schorsing omdat de onderhavige procedure betrekking heeft op een depotleaseconstructie en deze overeenkomsten buiten de Duisenbergregeling vallen, waarop het WCAM-verzoek betrekking heeft.
Dexia heeft hierop niet gereageerd, waaruit de kantonrechter afleidt dat Dexia zich voor wat betreft de schorsing refereert aan zijn oordeel.
Feiten
Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het volgende uit.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn echtelieden. Beiden hebben als hoogste opleiding Mavo. [eiser 1] is technisch commercieel medewerker met in 2000 een bruto jaarinkomen van circa € 30.000,00 en [eiser 2] is medewerkster berichtenverkeer met een inkomen van destijds € 23.000,00 en nu € 15.000,00 per jaar. Zij hadden in 2000 geen ervaring met beleggingen.
Dexia is de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V.
In 1998 zijn [eisers] telefonisch benaderd door Findi, toen handelende onder de naam Spaar Select. In 1998 en 1999 hebben [eiser 1] via Findi spaarproducten aangeschaft.
Op advies van Findi hebben [eisers] in januari 2000 een overeenkomst gesloten met betrekking tot het door Labouchere op de markt gebrachte financiële product “Overwaarde Effect” contractnummer [contractnummer] met datum 13 januari 2000. [eiser 2] heeft mede namens [eiser 1] getekend.
Deze overeenkomst houdt kort samengevat in dat [eisers] van Labouchere in effectenlease verkregen 53 aandelen Ahold, 53 aandelen ING, 53 aandelen Unilever en 53 aandelen Kon. Olie tegen aankoopkoersen van respectievelijk € 27,88; € 57,49; € 55,35 en € 60,90, in totaal € 10.685,86 vermeerderd met € 16.662,14 rente over de overeengekomen looptijd van 240 maanden. De rente over de eerste 60 maanden minus een korting werd vooruitbetaald, in casu € 5.469,60. De 61ste tot en met 240ste maandtermijn bedraagt elk € 113,95. Na de eerste vijf jaar bestaat echter de mogelijkheid van vervroegde beëindiging. Op basis van de in voorafgaande jaren behaalde rendementen werd verwacht dat genoemde aandelen in die 5 jaar belangrijk in koers zouden stijgen, doch in feite zijn die koersen in 2000 en 2001 juist aanzienlijk gedaald.
Eind 2000 liep de rentevaste periode van de hypotheek van [eisers] af. Blijkens een offerte van de hypotheekverstrekker, ABN AMRO, zou de maandlast in de nieuwe periode stijgen. [eiser 2] wilde juist minder gaan werken in verband met de komst van hun eerste kind. Zij vroegen daarop advies aan Findi en deelden daarbij mede dat zij de overwaarde van de woning op termijn wilden benutten voor het financieren van een verbouwing (o.a. dakkapel) wanneer er meer kinderen mochten komen.
Findi heeft daarop in een “Persoonlijk Financieel Plan” een constructie geadviseerd die als volgt is samengesteld en die zou leiden tot lagere maandlasten. Daartoe zou de overwaarde van de woning worden benut. Met deze constructie zou de netto maandlast dalen van € 498,55 tot € 433,32 en zou na 5 jaar een verwacht kapitaal voor de verbouwing van de woning zijn opgespaard van ruim € 25.000,00 (fl. 55.900,00).
De overwaarde van de woning (het verschil tussen de executiewaarde en de bestaande spaarhypotheek plus aflossingsvrije hypotheek van respectievelijk fl. 200.000,00 en fl. 49.000,00) werd benut voor het verhogen van de aflossingsvrije hypotheek van (fl.49.000,- =) € 22.235,23 naar circa € 55.000,00. Een deel daarvan (€ 2.766,70) werd gebruikt voor de betaling van provisies, kosten en een contant bedrag voor [eisers] De rest werd in een depot gestort. Dit bedrag zou worden belegd in Labouchere Beleggingscertificaten. Uit dit depot werd geld geput voor de betaling van een deel van de hypotheekrente en € 680,67 per maand voor de betaling van de maandlasten van een nieuw af te sluiten overeenkomst van het type Overwaarde-Effect Maandbetaling met Herbelegging van Labouchere. [eisers] hebben dit voorstel geaccepteerd. Het is aldus uitgewerkt dat zij via Findi hebben afgesloten een nieuwe aflossingsvrije hypotheek bij Delta Lloyd, niet één maar vier “Overwaarde Effect Maandbetaling met Herbelegging”-overeenkomsten op naam van [eiser 1] èn vier op naam van [eiser 2] en door het openen van een depotrekening bij Labouchere. Bedoelde acht overeenkomsten (respectievelijk genummerd 21980701 t/m –704 en 21980697 t/m -700) hadden een maandtermijn van 240 x respectievelijk € 45,38; € 68,07; € 90,76 en € 136,13 telkens voor beide echtelieden. De hiermee aangekochte effecten bestonden uit niet nader genoemde aantallen Labouchere AEX Plus Certificaten. De hieruit te ontvangen dividenden werden kennelijk herbelegd in (fracties van) certificaten.
Bij brieven van 27 februari 2003 heeft Dexia aan [eiser 1] resp. [eiser 2] medegedeeld dat het bedrag op de depotrekening onvoldoende was om daaruit de verdere maandlasten te betalen. Het in depot gestorte bedrag was ook belegd in AEX-certificaten die, evenals de in januari 2000 geleasde aandelen, scherp in waarde waren gedaald. Van die certificaten was maandelijks een deel verkocht voor de betaling van de maandlasten.
Bij brief van 24 april 2003 heeft de raadsman van [eiser 1] de genoemde 9 overeenkomsten met Dexia vernietigd wegens dwaling subsidiair ontbonden wegens wanprestatie. Dexia heeft op 29 januari 2003 de in het depot resterende participaties verkocht en de opbrengst op de depotrekeningen gestort.
Vordering in conventie
[eisers] vorderen een verklaring voor recht, primair, dat zij hebben gedwaald bij het aangaan van de onder de feiten genoemde (9) overeenkomsten met Dexia en dat zij deze op goede gronden hebben vernietigd, althans dat de rechtbank deze zal vernietigen wegens dwaling, subsidiair dat zij die overeenkomsten op goede gronden hebben ontbonden c.q. de acht laatstelijk afgesloten overeenkomsten hebben vernietigd, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot vergoeding van de geleden schade.
Bij akte houdende rectificatie en wijziging van eis hebben zij mede gevorderd voor recht te verklaren dat de 9 overeenkomsten (ver)nietig(baar) zijn wegens overtreding door Dexia van de Wet op het Consumentenkrediet met veroordeling van Dexia tot terugbetaling van alle door [eisers] betaalde bedragen, althans een zodanig bedrag dat zij in dezelfde positie terechtkomen als waarin zij voor het aangaan van de overeenkomsten verkeerden.
Verweer in conventie en eis in reconventie
Dexia voert uitvoerig gemotiveerd verweer, waarop de kantonrechter zoveel nodig hierna ingaat. In reconventie vordert zij (door-)betaling van de overeengekomen maandtermijnen van de 8 Overwaarde Effect met Herbelegging-overeenkomsten, waarin per 1 maart 2004 een achterstand was ontstaan van € 10.890,88 (16 maandtermijnen van de 8 overeenkomsten d.d. 15-12-2000; Dexia laat kennelijk de onder de feiten genoemde overeenkomst d.d. 13 januari 2000 buiten de vordering in reconventie). Voor het geval het beroep op vernietiging slaagt vordert zij het waardeverschil van de geleasde effecten tussen de datum van aankoop der effecten en die der vernietiging van de overeenkomst.
Beoordeling
in conventie en reconventie
1. Met [eisers] is de kantonrechter van oordeel – en dit wordt bevestigd door de website van Dexia – dat depotconstructies niet onder de Duisenbergregeling vallen, zodat het bij het Hof te Amsterdam ingediende WCAM-verzoek inderdaad geen betrekking heeft op de onder de feiten genoemde 9 overeenkomsten en de procedure in december 2005 dus ten onrechte is geschorst. Nu de zaak is afgeconcludeerd kan eindvonnis worden gewezen.
2. De bevoegdheid van de kantonrechter vloeit reeds voort uit het verwijzingsvonnis van de sector civiel. Ook afgezien daarvan volgt de kantonrechter de heersende opvatting dat effectenlease-overeenkomsten als de onderhavige zijn te kwalificeren als huurkoop.
3. Voortschrijdend inzicht leert dat vrijwel iedere aandelenleasezaak weer anders is en op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. Wat in het navolgende wordt overwogen heeft zeker geen algemene gelding voor alle aandelenleasezaken, omdat het hier om een extreem geval gaat.
4. Het beroep op de vernietigbaarheid van de 8 effectenlease-overeenkomsten van 15 december 2005 ex art. 1:88 en 89 BW faalt reeds omdat uit de beschrijving van de totstandkoming van die overeenkomsten van [eiser 1] en [eiser 2] zelf blijkt dat zij daartoe samen hebben besloten. Onder die omstandigheden komt hun geen beroep toe op het vereiste van schriftelijke toestemming op elke overeenkomst afzonderlijk.
5. Findi heeft geen verweer gevoerd. Uiteraard strekt het door Dexia gevoerde verweer ook te harer verdediging maar Findi’s positie verdient niettemin afzonderlijke bespreking. Uit de door Dexia erkende feiten en de overgelegde stukken vloeit voort dat Findi zich heeft schuldig gemaakt aan een schaamteloze manier van provisiejagen, die, zelfs indien de effectenkoersen onverminderd waren blijven stijgen en de constructie (daardoor) winst had opgeleverd, als onrechtmatig jegens de afnemer moet worden aangemerkt. Findi verdiende immers provisie aan de hypotheek, aan elk van de 9 effectenlease-overeenkomsten en waarschijnlijk ook nog aan de depotrekeningen. Met name de opeenstapeling van 8 afzonderlijke overeenkomsten op 15 december 2005 diende (zelfs afgezien van alle andere ernstige bezwaren tegen de wellicht ingenieuze maar volstrekt onverantwoorde financiële constructie van het Persoonlijk Financieel Plan van Findi voor [eisers]) immers geen enkel redelijk doel, anders dan het maximaliseren van de door Findi te ontvangen provisie. Indien een constructie met de aankoop van aandelen met geleend geld, waarvoor de rente ook weer uit geleend geld wordt gefinancierd, in een concreet geval al in het belang van de cliënt zou (kunnen) zijn en door de beugel zou kunnen, is de gekozen, onnodig omslachtige, vorm immers in ieder geval een vorm van onnodige kostenmakerij.
6. Ook indien men Dexia volgt in het verweer dat de daden van Findi niet zonder meer aan Dexia kunnen worden toegerekend, is de kantonrechter van oordeel dat juist die ongewone opeenstapeling van 8 identiek gedateerde contracten met opvolgende contractnummers, waarvan 4 op naam van de man en 4 op naam van de vrouw van een op één adres wonend echtpaar, voor Dexia een waarschuwing had moeten zijn dat er iets niet in de haak was. Juist deze combinatie had voor haar aanleiding moeten zijn nader te informeren of die constructie wel in het belang van de cliënten was. Gesteld noch gebleken is dat Dexia ook maar iets afwist van de persoonlijke financiële situatie van [eisers], hun eventuele beleggingservaring of hun beleggingsdoelstelling. Zelfs afgezien van de (op deze overeenkomsten wel degelijk toepasselijke) Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 vormt het blindelings accepteren van het onderhavige wangedrocht van samengestelde overeenkomsten een grove, en derhalve onrechtmatige, nalatigheid van Dexia in haar zorgplicht jegens [eisers] Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat Dexia overeenkomsten als deze niet aanging tot ongelimiteerde bedragen. Wanneer die ingebouwde begrenzing van de risico’s wordt omzeild doordat er meerdere, opvolgend genummerde overeenkomsten op één naam en één dag worden aangeboden, had het ook om die reden op de weg van Dexia gelegen om te onderzoeken of de overeenkomsten inderdaad wel in de door Findi voorgestelde vorm mochten worden aangegaan.
7. Dexia wist (zelf) bovendien dat de maandtermijnen (rente en aflossing van de 8 overeenkomsten d.d. 15 december 2000) uit een bij Dexia daartoe geopend depot werden betaald, welk depot op zijn beurt weer was belegd in certificaten van aandelen. Het depot kan daarom niet los gezien worden van de 8 lease-overeenkomsten.
8. De gehele constructie is gelet op de feiten en het zojuist overwogene, mede omdat totaal onzeker was hoe lang het depot voldoende waarde zou behouden om daaruit de maandtermijnen van de 8 overeenkomsten te voldoen, terwijl aan Dexia niets bekend was omtrent de draagkracht van [eiser 1] tot betaling van de maandelijkse lasten na uitputting van het depot, zo extreem risicovol en bizar dat Dexia moet hebben kunnen begrijpen dat een gewone, correct voorgelichte consument een dergelijke overeenkomst niet bij zijn volle verstand aangaat. Reeds daarom slaagt het beroep op vernietiging wegens dwaling en kan een onderzoek naar de informatie, die [eisers] feitelijk hebben ontvangen, achterwege blijven.
9. Daarnaast slaagt het beroep op grond van de Wet op het Consumentenkrediet (Wck) die op de onderhavige bundeling van overeenkomsten van toepassing is. De kantonrechter verwijst naar hetgeen de rechtbank te Arnhem dienaangaande heeft overwogen (14 juli 2004, LJN AQ1551) te vinden op o.a. www.rechtspraak.nl.
10. In het onderhavige geval is algehele teruggave van al hetgeen [eiser 1] en [eiser 2] uit kracht van de vernietigde overeenkomsten hebben betaald aan Dexia de enige juiste vorm van ongedaanmaking van de vernietigde verbintenissen. Toepassing van art. 6:278 BW als door Dexia subsidiair bepleit is niet aan de orde bij de vernietiging wegens dwaling en zou afbreuk doen aan de door de Wck beoogde bescherming. Er is geen reden met betrekking tot de op 13 januari 2000 gedateerde overeenkomst tussen deze partijen anders te oordelen. In eerdere uitspraken betreffende aandelenleasezaken, waarop de Duisenbergregeling niet rechtstreeks van toepassing was, heeft deze kantonrechter geoordeeld dat die regeling niettemin een zekere reflexwerking kan hebben. In de Duisenbergregeling zitten, onder veel meer, ook de goede en kwade kansen van Dexia’s beroep op art. 6:278 BW min of meer verdisconteerd. (Mede) daardoor leidt analoge toepassing van de Duisenbergregeling tot een voor Dexia gunstiger resultaat dan de beslissing in deze zaak. De uitzonderlijke opeenstapeling van risico’s in de onderhavige zaak brengt echter mee dat die reflexwerking hier niet aan de orde is. Dexia’s argument dat [eisers] risicoloos zou kunnen speculeren op kosten van Dexia wanneer haar beroep op art. 6:278 BW niet wordt gehonoreerd, kan geen doel treffen in een situatie als deze, waarin het ergste is dat [eisers] door Dexia’s nalatigheid helemaal niet beseften dat zij enig risico liepen, laat staan speculeerden. Bovendien ziet het argument voorbij aan het feit dat de door Dexia berekende rente ongeveer de helft hoger ligt dat het statistische langjarige rendement op aandelen volgens diverse publicaties (6-8% per jaar), wat betekent dat de kans verwaarloosbaar klein was dat de onderhavige 9 contracten in hun 20-jarige looptijd winst voor de consument konden opleveren. Dexia had dit moeten begrijpen.
11. Dit betekent dat de primaire vordering in conventie wordt toegewezen en de vordering in reconventie faalt. Dexia wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen (daaronder begrepen de nodeloos gemaakte kosten van vast recht en procureurstelling bij de sector civiel). De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de dag der buitengerechtelijke vernietiging. Findi kan als gevolg van het faillissement niet meer veroordeeld worden; [eisers] kunnen hun vordering op Findi immers slechts aanmelden ter verificatie.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
- verklaart voor recht dat [eisers] de met Dexia gesloten, in de dagvaarding omschreven overeenkomsten op goede gronden hebben vernietigd en veroordeelt Dexia om aan [eisers] terug te betalen al hetgeen laatstgenoemden uit kracht van die overeenkomsten aan Dexia hebben betaald, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2003 tot de dag der voldoening;
in conventie en reconventie voorts:
- veroordeelt Dexia in de proceskosten in conventie en reconventie, tot op deze uit-spraak aan de zijde van [eiser 1] begroot op € 1.446,80 waaronder begrepen € 1.065,-- voor procureurs- en gemachtig-densalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor-raad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. R.T. van Leeuwen en uitge-sproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2006.