ECLI:NL:RBSGR:2006:AV1943
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot mvv-vereiste en wijziging van recht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel verblijf bij haar partner. De aanvraag werd eerder afgewezen door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, die zich op het standpunt stelde dat het mvv-vereiste onverkort van toepassing was, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herhaalde aanvraag rechtvaardigden. Verzoekster had echter gewezen op een wijziging in het relevante recht door de inwerkingtreding van WBV 2005/46, die vrijstelling van het mvv-vereiste mogelijk maakte voor bepaalde vreemdelingen die eerder een aanvraag tot toelating als vluchteling hadden ingediend.
De voorzieningenrechter overwoog dat de wijziging van het recht, zoals vastgelegd in het WBV, van invloed was op de beoordeling van de aanvraag. De rechter concludeerde dat de aanvraag van verzoekster opnieuw moest worden beoordeeld aan de hand van de nieuwe beleidsregels, en dat artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in dit geval niet van toepassing was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er niet op voorhand uitgesloten kon worden dat het bezwaarschrift van verzoekster een redelijke kans van slagen had. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat de uitzetting van verzoekster uit Nederland achterwege moest blijven totdat op het bezwaar was beslist.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 322,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van de wijziging van het recht in vreemdelingenzaken en de noodzaak om aanvragen te toetsen aan de actuele regelgeving.