ECLI:NL:RBSGR:2006:AV1903

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/32879
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een tewerkstellingsvergunning en de rol van belanghebbenden in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 februari 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een tewerkstellingsvergunning (twv) op basis van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.B. Boogaart, had een aanvraag ingediend voor een twv ten behoeve van een stage bij Natuurwinkel Delft (thans Van Nature). De aanvraag werd echter afgewezen door de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen, waarna eiseres bezwaar aantekende. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van een beroepschrift door eiseres.

De rechtbank overwoog dat eiseres niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat haar belang niet rechtstreeks bij het besluit was betrokken. De rechtbank stelde vast dat het belang van de werkgever bij de afgifte van een twv niet gelijk te stellen is met het belang van de werknemer. De werkgever heeft een belang bij het verkrijgen van een vergunning om boetes te voorkomen, terwijl de werknemer een belang heeft bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet kon opkomen tegen het besluit, omdat de werkgever had afgezien van het instellen van bezwaar of beroep.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,--. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke rolverdeling tussen werkgever en werknemer in het kader van de Wav en de voorwaarden voor het aanmerken van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudige kamer
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 05/32879 WAV
Inzake : [eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer], woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde, mr. H.B. Boogaart, advocaat te Groningen
tegen : de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen, verweerder, mr. M.J. van Delden, gemachtigde.
I. PROCESVERLOOP
1. Op 1 juli 2004 heeft Natuurwinkel Delft (thans Van Nature) een tewerkstellingsvergunning (twv) krachtens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) aangevraagd voor eiseres ten behoeve van het verrichten van arbeid in de functie van medewerker winkel/stagiaire. Bij besluit van 6 september 2004 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Van Nature en eiseres hebben tegen dit besluit op 18 oktober 2004 een bezwaarschrift ingediend. Op 8 juni 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij schrijven van 18 juli 2005 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 24 januari 2006. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. Eiseres stelt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte zijn oordeel, dat eiseres niet in aanmerking komt voor de gevraagde tewerkstellingsvergunning, heeft gehandhaafd. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat zij voor het schooljaar 2004/2005 een stage dient te volgen van tien uren in de week. In dit geval diende een stage van langer dan zes maanden te worden gevolgd, zodat redelijkerwijs aangenomen moet worden dat een twv van langere duur gerechtvaardigd is. De stage maakt een noodzakelijk onderdeel uit van het onderwijsprogramma.
Overigens kan eiseres worden aangemerkt als belanghebbende.
2. Verweerder heeft aan de handhaving van de afwijzing de bepalingen van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, b en c sub 1, en artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a van de Wav ten grondslag gelegd. Voorts stelt verweerder zich primair op het standpunt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
3. De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge bestendige bestuursrechtelijke jurisprudentie geldt als hoofdregel dat degene die slechts via een (toekomstige) contractuele relatie enig belang heeft bij het bestreden besluit, niet-ontvankelijk wordt geacht als de oorspronkelijke aanvrager geen bezwaar of beroep heeft ingediend (zie ook: Tekst & Commentaar Awb, vierde druk, artikel 1:2 Awb, bij punt 2). Het komt immers minder aanvaardbaar voor de aanvrager die zich heeft neergelegd bij een negatief besluit alsnog een positief besluit op te dringen.
In het onderhavige geval heeft de werkgever Natuurwinkel Delft (Van Nature) op 1 juli 2004 een aanvraag ingediend tot verlening van een twv ten behoeve van eiseres voor onbepaalde tijd althans voor een periode van drie jaren (1 september 2004 tot 31 augustus 2007) in het kader van een stage. Afgezien van het feit dat de stageperiode beduidend korter dan drie jaren heeft geduurd, wordt het volgende overwogen.
Tegen de afwijzende beschikking van 6 september 2004 is door Van Nature en eiseres een bezwaarschrift ingediend. Tegen de beschikking van 8 juni 2005 waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard, is namens eiseres op 18 juli 2005 een beroepschrift ingediend.
De rechtbank onderschrijft niet het door eiseres met verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 8 oktober 2004, AWB 04/1346 (LJN: AR5497) ingenomen standpunt dat het belang van de werknemer een belang is dat op één lijn is te stellen met het belang van de aanvrager, zijnde de werkgever. Daarvoor is redengevend dat het belang van de werkgever bij afgifte van een twv er in is gelegen om een vreemdeling overeenkomstig de bepalingen van de Wav te werk te kunnen stellen en aldus een boeteoplegging wegens schending van artikel 2 juncto artikel 18 Wav voorkomt en voorts voorkomt dat hij op grond van de sociale verzekeringswetgeving bij de premieheffing volksverzekeringen over het aan een niet tot de arbeidsmarkt toegelaten vreemdeling uitbetaald loon kan worden aangeslagen met toepassing van het zogenaamde (forfaitaire) anoniementarief. Daarentegen is het belang van de vreemdeling er in gelegen dat na afgifte van een twv een verblijfsvergunning wordt verleend met de aantekening dat verrichten van arbeid is toegestaan alvorens de werkgever gebruik kan maken van de bereidheid van de vreemdeling tot het verrichten van arbeid.
De vreemdeling krijgt voorts geen zelfstandig belang bij een aanvraag, bezwaar of beroep als de werkgever, door af te zien van het instellen of niet uitputten van rechtsmiddelen tegen een afwijzing van die aanvraag, laat blijken dat hij het kennelijk niet (meer) van belang acht of de vreemdeling ten tijde van de tewerkstelling over een tewerkstellingsvergunning beschikte.
4. Op grond van het vorenstaande is eiseres niet als belanghebbende bij het door haar bestreden besluit te beschouwen. Hieruit volgt dat zij op grond van artikel 8:1, eerste lid, Awb niet behoort tot degenen die tegen dat besluit het rechtsmiddel van bezwaar en beroep kunnen instellen. Verweerder heeft dit miskend door het bezwaarschrift van eiseres ontvankelijk te verklaren.
De regels inzake de toegang tot de rechter, waaronder die over het openstaan van bezwaar en beroep en de regels betreffende de ontvankelijkheid van het bezwaar zijn van openbare orde. De rechtbank dient derhalve het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen voor zover eiseres daarbij in haar bezwaar is ontvangen. Aangezien na vernietiging verweerder niet anders kan beslissen dan tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en te bepalen als vermeld in rubriek III van deze uitspraak.
6. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit voorzover gericht aan eiseres;
3. voorziet zelf in de zaak en verklaart het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,--, onder aanwijzing van de Centrale Organisatie Werk en Inkomen als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
5. gelast dat de Centrale Organisatie Werk en Inkomen als rechtspersoon het door eiseres betaalde griffierecht ad € 138,-- vergoedt.
Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2006, in tegenwoordigheid van drs. F.J.M. van den Berg als griffier.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
afschrift verzonden op: