ECLI:NL:RBSGR:2006:5154

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
25 april 2013
Zaaknummer
AWB 06_1193 ZFW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van medische kosten in het buitenland onder de Ziekenfondswet

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 september 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de vergoeding van medische kosten die in Pakistan zijn gemaakt voor de zoon van eiseres. Eiseres had verzocht om vergoeding van de kosten van een medische behandeling die door een orthopedisch chirurg in Pakistan was uitgevoerd. Verweerder had dit verzoek afgewezen op basis van de Ziekenfondswet (ZFW), met het argument dat de zoon van eiseres als verzekerde alleen recht heeft op vergoeding van kosten voor geneeskundige hulp die in Nederland of in landen met een verdrag inzake sociale zekerheid met Nederland zijn gemaakt. Aangezien er geen dergelijk verdrag met Pakistan bestaat, kwam de vergoeding niet in aanmerking.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar zoon in Nederland geen adequate behandeling kon krijgen voor zijn knieën en dat hij door de behandeling in Pakistan is genezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ZFW en het bijbehorende Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering geen ruimte bieden voor vergoeding van de kosten die in Pakistan zijn gemaakt, omdat de omstandigheden waaronder de behandeling heeft plaatsgevonden niet voldoen aan de voorwaarden die in de wet zijn gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verblijf van de zoon in Pakistan geen verband hield met beroepswerkzaamheden en dat hij niet in een inrichting in Pakistan was opgenomen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage

sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 06/1193ZFW

UITSPRAAK

als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Uitspraak in het geding tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
[verweerder], verweerder.

Ontstaan en loop van het geding

Bij besluit van 11 januari 2005 heeft verweerder het verzoek van eiseres voor vergoeding van de kosten van een door een orthopedisch chirurg in Pakistan verrichte medische behandeling ten behoeve van haar zoon [zoon] op grond van de Ziekenfondswet (ZFW), afgewezen.
Bij besluit van 29 december 2005 heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 31 januari 2006, ingekomen bij de rechtbank op 9 februari 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 23 augustus 2006 ter zitting behandeld.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].

Motivering

In het bestreden besluit stelt verweerder zich – voor zover hier van belang – op het standpunt dat de zoon van eiseres als verzekerde ingevolge de ZFW alleen in Nederland of in landen waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten aanspraak kan maken op de ziekenfondsverzekering. Aangezien tussen Nederland en Pakistan geen verdrag inzake sociale zekerheid is gesloten, komen kosten voor geneeskundige hulp, anders dan voor beroepswerkzaamheden die in dit land worden gemaakt, op grond van de ZFW niet voor vergoeding in aanmerking.
In beroep heeft eiseres uiteengezet dat haar zoon in Nederland geen genezing kon vinden voor zijn aandoening aan zijn knieën, maar dat hij door de medische behandeling in Pakistan is genezen. Volgens eiseres heeft [zoon] geen last meer van pijnlijke knieën.
Ingevolge artikel 10 van de ZFW wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald in welke mate en onder welke voorwaarden aanspraak bestaat op een verstrekking of op een vergoeding wegens kosten van geneeskundige verzorging, verleend in of buiten Nederland, in gevallen, waarin een verzekerde als gevolg van in die algemene maatregel van bestuur omschreven omstandigheden geneeskundige hulp heeft ingeroepen, welke hij, hadden die omstandigheden zich niet voorgedaan, op de in artikel 9 omschreven wijze had kunnen verkrijgen.
In artikel 9 van de ZFW is voorgeschreven hoe een verzekerde die aanspraak wil maken op een verstrekking dient te handelen.
In artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b, van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering is bepaald dat overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de artikelen 26-30 (http://cd0.bistro.ro.minjus/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&Ut=3&Frm=b&Dbname=ADW:ADW&Ses=62744&Dbname=ADW:ADW&Tref=01164F8BC5FF3842B5) aanspraak bestaat op een verstrekking of een vergoeding wegens kosten van geneeskundige verzorging als bedoeld in artikel 10 (http://cd0.bistro.ro.minjus/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&Ut=3&Frm=b&Dbname=ADW:ADW&Ses=62744&Dbname=ADW:ADW&Tref=0186F62957C90DE813) van de ZFW, welke niet op de in artikel 9 (http://cd0.bistro.ro.minjus/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&Ut=3&Frm=b&Dbname=ADW:ADW&Ses=62744&Dbname=ADW:ADW&Tref=019A8ACD6FDA7D911B) van de ZFW omschreven wijze is ingeroepen als gevolg van verblijf buitenslands wegens beroepswerkzaamheden of wegens door het College zorgverzekeringen aan te geven redenen.
Het Besluit vergoeding kosten geneeskundige hulp in bijzondere omstandigheden (Besluit), Stcrt. 1968, 18, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 30 januari 2003, Stcrt. 2003, 23, beperkt de aanspraak van een verzekerde op vergoeding van in het buitenland gemaakte kosten van geneeskundige verzorging.
In artikel 1, eerste lid, van het Besluit is bepaald dat behoudens het bepaalde in het derde lid, de verzekerde, die voor beroepswerkzaamheden in het buitenland verblijf houdt, voor aldaar gemaakte kosten van geneeskundige verzorging, welke niet kan worden uitgesteld tot de terugkomst in Nederland, recht heeft op een vergoeding als is aangegeven in de bij deze regeling behorende bijlage.
Ingevolge het tweede lid van artikel 1, van het Besluit is het voorgaande lid van overeenkomstige toepassing op een verzekerde die voor ziekenfondsrekening in een inrichting in het buitenland is opgenomen.
Ingevolge het derde lid van artikel 1, van het Besluit is het eerste lid tevens van toepassing op de verzekerde die in het buitenland verblijvende aldaar een in Nederland aangevangen behandeling met hemodialyse dient voort te zetten.
Voorts is in het vierde lid van het Besluit bepaald dat het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is op de verzekerde:
die verblijft op het grondgebied van een andere mogendheid, met welke Nederland een voor hem geldende overeenkomst of andere regeling ter zake van geneeskundige verzorging heeft getroffen;
die aan de nationale wetgeving van het desbetreffende land aanspraak op geneeskundige verzorging kan ontlenen;
voor zover hij al dan niet krachtens overeenkomst rechten ter zake van geneeskundige verzorging jegens derden kan doen gelden.
Aangezien tussen Nederland en Pakistan geen verdrag inzake sociale zekerheid is gesloten en voorts niet gebleken is dat de onderdelen b en c van het vierde lid van het Besluit op eiser van toepassing zijn, volgt uit artikel 1 van het Besluit dat de ten behoeve van [zoon] in Pakistan gemaakte medische kosten alleen kunnen worden vergoed indien in zijn geval sprake is van één van de in de leden één tot en met drie genoemde gevallen van dit artikel.
Vaststaat, en niet door eiseres wordt betwist, dat het verblijf van [zoon] in Pakistan geen verband hield met beroepswerkzaamheden. Evenmin is gebleken dat [zoon] voor ziekenfondsrekening in een inrichting in dat land was opgenomen dan wel dat hij een in Nederland aangevangen behandeling met hemodialyse in dat land had voortgezet.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er geen aanspraak op vergoeding van de in Pakistan gemaakte ziektekosten ten behoeve van [zoon] kan worden ontleend aan het bepaalde in artikel 10 van de ZFW jo het bepaalde in artikel 25 van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank ’s-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaarthet beroep
ongegrond.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr.M. van Nooijen en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2006, in tegenwoordigheid van de griffier J.M. Lo-A-Njoe.