ECLI:NL:RBSGR:2006:19347
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Kort geding over de niet-ontvankelijkheid van de Stichting Boogbrug Vianen in haar vordering tegen de Staat der Nederlanden inzake de sloop van de brug over de Waal bij Zaltbommel
In deze zaak, die op 27 november 2006 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, vorderde de Stichting Boogbrug Vianen dat de Staat der Nederlanden zou worden gelast de sloop van de brug over de Waal bij Zaltbommel te staken. De Stichting had eerder een verzoek ingediend om de brug als beschermd monument aan te wijzen, maar dit verzoek was door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgewezen. De Stichting stelde dat de sloop onrechtmatig was, omdat de brug onder de voorbescherming van de Monumentenwet 1988 viel. De Staat voerde verweer en stelde dat de vordering van de Stichting een verkapt hoger beroep was tegen een eerdere uitspraak van de bestuursrechter.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Stichting niet-ontvankelijk was in haar vordering. De rechter concludeerde dat de argumenten van de Stichting nagenoeg identiek waren aan die in de bestuursrechtelijke procedure, waarin de voorzieningenrechter te Utrecht had geoordeeld dat de complexaanvraag van de Stichting niet onder de voorbescherming viel. De rechter benadrukte dat de civiele rechter niet bevoegd was om deze vordering te beoordelen, aangezien het een verkapt hoger beroep betrof. De Stichting werd veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 1.064,-- werden begroot.
Dit vonnis is uitgesproken in het kader van een kort geding, waarbij de spoedeisendheid van de vordering van de Stichting werd erkend, maar de inhoudelijke beoordeling van de vordering niet kon plaatsvinden. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civiele procedures en de noodzaak voor partijen om de juiste rechtsgang te kiezen.