ECLI:NL:RBSGR:2005:AX8599

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/3144 IB/PVV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot autokostenforfait

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 december 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de hoogte van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. Eiser had een personenauto ter beschikking gesteld gekregen door zijn werkgever, zowel voor werk als privégebruik. De inspecteur had het autokostenforfait vastgesteld op 25% van de cataloguswaarde van de auto, wat resulteerde in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.284. Eiser stelde echter dat hij minder dan 8.000 kilometer privé had gereden en had een rittenregistratie overgelegd die dit zou onderbouwen.

De rechtbank oordeelde dat de rittenregistratie van eiser, hoewel niet perfect, een redelijk betrouwbaar beeld gaf van het gebruik van de auto. De rechtbank concludeerde dat het aantal privé-kilometers niet hoger was dan 6.000 en dat het autokostenforfait dus verlaagd moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en stelde het belastbaar inkomen uit werk en woning vast op € 42.784. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan eiser.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte rittenregistratie en de mogelijkheid voor belastingplichtigen om met voldoende bewijs aan te tonen dat het aantal privé-kilometers lager is dan door de inspecteur is vastgesteld. De rechtbank heeft de onjuistheden in de rittenregistratie van eiser in overweging genomen, maar concludeerde dat deze niet voldoende waren om de gehele registratie te verwerpen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/3144 IB/PVV
Uitspraakdatum: 23 december 2005
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], kantoor [Plaats], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 20 april 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2003.
Zitting:
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2005. Eiser is daar verschenen. Verweerder heeft zich daar laten vertegenwoordigen door C.A. Witte.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert het belastbaar inkomen uit werk en woning, waarnaar de aanslag is berekend, tot € 42.784 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats van het vernietigde besluit treedt;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser voor deze zaak betaalde griffierecht van € 37 aan eiser vergoedt.
2. Gronden
Eiser woont in [woonplaats] en is in dienstbetrekking werkzaam bij [Bedrijf] in [Plaats]. Door de werkgever is aan eiser zowel voor zijn werk als voor privé-doeleinden een personenauto ter beschikking gesteld. De auto is een Volvo V40 1.9 TD met een catalogusprijs van € 25.000.
Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft eiser voor het jaar 2003 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 41.234. Daarbij heeft eiser het voordeel wegens het ter beschikking stellen van de auto (hierna: autokosten-forfait) gesteld op 10% van € 22.000 = € 2.200.
Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder het autokostenforfait gesteld op 25% van € 25.000 = € 6.250 en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 45.284 (€ 41.234 -/- € 2.200 + € 6.250).
Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt, ingevolge artikel 3.145, eerste en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna; de Wet), het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 25% van de catalogus-waarde van de auto. Ingevolge het derde en vierde lid van genoemd artikel wordt, indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 8.000 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, het voordeel gesteld op een lager bedrag of op nihil.
Eiser heeft in geding een rittenregistratie overgelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit deze rittenregistratie, vanwege de daarin voorkomende onjuistheden en omdat deze kennelijk achteraf is opgemaakt, niet blijkt dat met de auto minder dan 8.000 kilometer voor privé-doeleinden is gereden en het voordeel dus moet worden gesteld op 25% van de cataloguswaarde.
In geschil is daarom of het autokostenforfait door verweerder terecht is verhoogd tot € 6.250. Meer specifiek is in geschil of uit de rittenregistratie van eiser blijkt dat het aantal kilometers dat voor privé-doeleinden met de auto is gereden meer is dan 500 maar niet meer dan 3.000, hetgeen eiser stelt en verweerder bestrijdt.
De rechtbank stelt voorop dat een rittenregistratie aan de bij of krachtens de Wet gestelde eisen moet voldoen. Dit betekent niet dat een rittenregistratie in zijn geheel moet worden verworpen zodra die onvolledig blijkt te zijn of daarin onjuistheden worden geconstateerd. Ook met een niet optimale rittenregistratie kan een belastingplichtige doen blijken dat met de auto minder dan een bepaald aantal kilometers voor privé-doeleinden is gereden, wanneer hij daarbij voldoende nadere gegevens verstrekt of daarin zo nodig verbeteringen aanbrengt.
Volgens de door eiser overgelegde rittenregistratie is in 2003 met de auto 2.485 kilometer voor privé-doeleinden gereden. Gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de rittenregistratie van eiser de nodige fouten bevat en het aantal van 2.485 privé-kilometers onjuist moet worden geacht. Daarom kan niet worden gezegd dat uit de rittenregistratie blijkt dat met de auto minder dan 3.000 privé-kilometers is gereden. De rittenregistratie is dermate uitvoerig en gedetailleerd dat daaruit wel blijkt dat het aantal privé-kilometers dat met de auto is gereden zeker niet hoger is dan 6.000. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de meeste van de door verweerder genoemde kennelijke onjuistheden òf in geding door eiser zijn ontzenuwd, òf slechts kunnen leiden tot een gering aantal extra privé-kilometers of zelfs een kleiner aantal privé-kilometers. Zo vermelden de garagenota’s van 20 maart 2003, 18 juli 2003 en 3 november 2003, waarvan kopieën tot de gedingstukken behoren, kilometerstanden die slechts in geringe of zeer geringe mate afwijken van de tellerstanden die bij die data in kilometerregistratie zijn vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank moet hieruit worden geconcludeerd dat de kilometerregistratie een redelijk betrouwbaar beeld geeft van het gebruik van de auto over het gehele jaar.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en, nu tussen partijen niet in geschil is dat de cataloguswaarde van de auto € 25.000 bedraagt, het autokostenforfait, ingevolge artikel 3.145, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wet op € 3.750 (15% van € 25.000) en het belastbare inkomen uit werk en woning op € 42.784 (€ 45.284 -/- € 6.250 + € 3.750) gesteld.
Nu niet is gebleken van daarvoor in aanmerking komende kosten bestaat voor proceskosten-veroordeling geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 23 december 2005 door mr. D.A. Verburg in tegenwoordigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op: