ECLI:NL:RBSGR:2005:AV7716
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.P. Maten
- Rechtspraak.nl
Afgewezen aanvraag verblijfsvergunning asiel voor Afghaanse gezinsleden op basis van onvoldoende documentatie en geloofwaardigheid
In deze zaak hebben eisers, een Afghaans gezin bestaande uit A, B en hun minderjarige kinderen C en D, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd afgewezen door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, omdat eisers geen documenten hadden overgelegd ter staving van hun relaas. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eisers stelden dat het besluit onzorgvuldig was voorbereid en dat de motivering onvoldoende was. Ze voerden aan dat verweerder het argument van toerekenbare ongedocumenteerdheid niet meer aan hen kon tegenwerpen vanwege strijd met het vertrouwensbeginsel.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 29, eerste lid, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 een verblijfsvergunning kan worden verleend aan de echtgenoot of minderjarig kind van een vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft. De rechtbank oordeelde dat de dochters van eisers, die zussen zijn van de hoofdpersoon, niet voldeden aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning, omdat zij niet als afhankelijk van de hoofdpersoon konden worden beschouwd. De rechtbank achtte het beleid van de minister niet onredelijk en concludeerde dat eisers niet in aanmerking kwamen voor de gevraagde vergunning.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde dat er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 2 november 2005 door mr. E.P. Maten, met K.M. van der Zalm als griffier. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.