ECLI:NL:RBSGR:2005:AV3420

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/42328
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. van Bennekom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige voortzetting van vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 september 2005 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser, een Ugandese nationaliteit, was opgelegd. Eiser was op 15 september 2005 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Tegelijkertijd werd de vrijheidsontnemende maatregel op basis van artikel 6 Vw 2000 toegepast. Eiser heeft op 19 september 2005 beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, geen Dublinclaim heeft ingediend, ondanks eerdere mededelingen dat dit zou gebeuren. De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de maatregel ex artikel 6 Vw 2000 onrechtmatig is, omdat het beleid niet voorziet in de mogelijkheid om deze maatregel na het verstrijken van de 48-uurstermijn zonder nadere grondslag voort te zetten. De rechtbank concludeert dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 17 september 2005 niet gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel. Tevens kent de rechtbank eiser een schadevergoeding toe van € 840,-- voor de dagen dat hij ten onrechte aan de maatregel was onderworpen. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Bennekom, voorzitter, en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.R. van Kerkwijk, griffier.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 05/42328
V-nr.: [nummer]
inzake: A, geboren op [...] 1973, van Ugandese nationaliteit, verblijvende in het Uitzetcentrum Schiphol te Oude Meer, eiser,
gemachtigde: mr. G.A. Warris, medewerker van de Stichting Rechtsbijstand Asiel te Haarlem,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. J. Laros, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 15 september 2005 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 19 september 2005 heeft de gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 15 september 2005 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 27 september 2005. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig A.J. Glass, tolk in de Engelse taal.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Tijdens het eerste gehoor in de asielprocedure komt een mogelijke Dublinclaim naar voren. In de aanmeldcentrum (ac)-procedure wordt hier verder niets mee gedaan. Na het verstrijken van de 48-uurstermijn wordt eiser in een gesloten oc geplaatst. Er is sprake van détournement de pouvoir nu verweerder de 48-uursprocedure niet heeft gebruikt waar die voor bedoeld is, en desondanks de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 heeft voortgezet. In elk geval is de maatregel onrechtmatig omdat verweerder, naar nu blijkt, thans pas het onderzoek in de asielprocedure heeft gestart.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. In de ac-procedure waren aanwijzingen dat een Dublinclaim mogelijk was. Nu is gebleken dat er geen claim kon worden gedaan, zal zo spoedig mogelijk een beslissing in de asielprocedure worden genomen. Op 30 september 2005 zal een nader gehoor plaatsvinden.
De rechtbank overweegt het volgende.
In geschil is of de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 rechtmatig is opgelegd.
Ingevolge paragraaf C3/12.3.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 beziet verweerder na de aanmelding in het aanmeldcentrum Schiphol en indiening van het asielverzoek, onder meer op basis van de in deze paragraaf genoemde niet-cumulatieve en niet-limitatieve criteria of een maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, juncto tweede lid, Vreemdelingenwet, toegepast dan wel voortgezet kan worden. Deze lijst is niet uitputtend. Indien niet (langer) aan één van de bovenstaande criteria wordt voldaan, kan onder bijzondere omstandigheden de maatregel ex artikel 6 Vreemdelingenwet toch worden opgelegd dan wel voortgezet.
De rechtbank volgt het standpunt van eiser dat sprake is van détournement de pouvoir niet. Niet is gebleken dat verweerder opzettelijk misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid de 48-uursprocedure te gebruiken voor een ander doel dan waartoe deze in het leven is geroepen en/of van de bevoegdheid de maatregel ex artikel 6 van de VW 2000 voort te zetten. Immers aan eiser is ex artikel 3 van de Vw 2000 de toegang geweigerd en verweerder heeft aangegeven dat er een Dublinclaim zou worden ingediend. In dat kader heeft een ‘gehoor Dublinclaim’ plaatsgevonden.
De rechtbank stelt echter vast dat verweerder geen Dublinclaim heeft ingediend. Voorts heeft verweerder in de ac-procedure geen handelingen met betrekking tot de asielaanvraag ondernomen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 onrechtmatig is. Het beleid voorziet immers niet uitdrukkelijk in de bevoegdheid om na het verstrijken van de 48-uurstermijn de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 zonder nadere grondslag voort te zetten. Evenmin is gebleken van dusdanig bijzondere omstandigheden op grond waarvan voortzetting van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 buiten de uitdrukkelijk in het beleid genoemden gevallen geïndiceerd zou zijn. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat verweerder na het verstrijken van de 48-uurstermijn niet aanstonds met het op 19 september 2005 aangekondigde nader onderzoek met betrekking tot de asielaanvraag een aanvang heeft gemaakt.
Hieruit volgt dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 17 september 2005 bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en beveelt de rechtbank de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 70,-- per dag dat eiser op AC-Schiphol en in het Uitzetcentrum ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 840,--.
Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op €644,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de vrijheidsontnemende maatregel ingaande 29 september 2005 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 840,-- (zegge: achthonderd en veertig euro), te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. van Bennekom, voorzitter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 29 september 2005, in tegenwoordigheid van M.R. van Kerkwijk, griffier.