ECLI:NL:RBSGR:2005:AU8143
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een tewerkstellingsvergunning en de gevolgen van formele rechtskracht
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 december 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en de Centrale organisatie werk en inkomen (COWI) over de afwijzing van een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning. De werknemer, die in 2000 een aanvraag had ingediend, kreeg in januari 2000 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen. Na bezwaar en een voorlopige voorziening, trok de werknemer zijn bezwaar in 2001 in. De rechtbank oordeelde dat door deze intrekking het besluit tot afwijzing in rechte onaantastbaar was geworden en formele rechtskracht had gekregen. Dit betekent dat het besluit, zowel qua totstandkoming als inhoud, geacht wordt in overeenstemming te zijn met de wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen.
De werknemer had verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de tewerkstellingsvergunning rechtmatig was en dat de werkgever geen belang meer had bij de vergunning. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheid dat de werknemer zijn opleiding had voortgezet in een ander ziekenhuis, geen uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om schadevergoeding terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen gronden waren om een van de partijen in de kosten te veroordelen.