Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
nevenzittingsplaats Rotterdam
__________________________________________________
UITSPRAAK
__________________________________________________
Inzake : [eiser], eiser, V-nummer [v-nummer],
gemachtigde mr. T.H. Putto, advocaat te Leiderdorp,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. M. Snoeks.
1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1982 en de Joegoslavische nationaliteit te bezitten.
2. Op 4 november 2005 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van dezelfde dag waarbij eiser de maatregel van bewaring is opgelegd.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 16 november 2005. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig mevrouw S. Bosnjakovic, tolk in de Joegoslavische taal.
1. De rechtbank stelt vast dat eiser op 4 november 2005 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
3. Gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat eiser zo snel mogelijk terug wil naar huis en dat eiser vrijwillig kan terugkeren, omdat hij over een geldig paspoort beschikt. Dat eiser op het moment niet kan worden uitgezet als gevolg van de brand in het UC Schiphol, moet voor rekening van verweerder komen en kan eiser niet worden aangerekend. Daarnaast heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat eiser langer dan 10 dagen in een politiecel heeft verbleven.
4. Namens verweerder is aangevoerd dat de daadwerkelijke uitzetting van vreemdelingen alleen kan plaatsvinden vanuit een Uitzetcentrum (UC). Op het moment is er als gevolg van de brand in het UC Schiphol maar één uitzetcentrum in gebruik en dit heeft geleid tot een capaciteitsgebrek. Eiser kan vanwege dit capaciteitsprobleem thans niet in een UC worden geplaatst, zodat hij thans niet kan worden uitgezet, ook al beschikt hij over een geldig nationaal paspoort. Eiser moet derhalve wachten tot er voor hem plaats in het UC is. Verweerder beroept zich in dezen op een overmachtsituatie die het gevolg is van de brand in UC Schiphol. Volgens verweerder is er geen aanleiding voor het opleggen van een lichter middel, ook omdat verweerder er geen vertrouwen in heeft dat eiser op eigen gelegenheid het land zal verlaten. Verweerder heeft erkend dat eiser te lang in een politiecel heeft verbleven, maar ook hierbij speelt de overmachtsituatie die is ontstaan na de brand in het UC Schiphol een rol.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
5.1. De rechtbank stelt vast dat geen onregelmatigheden zijn gesteld met betrekking tot de maatregelen van staandehouding en ophouding en de grondslag van de inbewaringstelling. De rechtbank ziet geen reden hier anders over te oordelen.
5.2. De rechtbank stelt vast dat eiser over een geldig nationaal paspoort beschikt en dat hij, zo heeft verweerder ter zitting ook erkend, onder normale omstandigheden op zeer korte termijn zou kunnen worden uitgezet. De enige reden waarom de uitzetting van eiser op het moment niet geëffectueerd kan worden, is gelegen in het feit dat er voor eiser geen plaats is in het UC en uitzettingen uitsluitend kunnen plaatsvinden vanuit een UC. Desgevraagd heeft verweerder niet kunnen aangeven binnen welke termijn plaatsing van eiser in een UC kan worden gerealiseerd. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarendheid betracht bij de uitzetting van eiser. Verweerder heeft zich ter zake beroepen op een overmachtsituatie. Wat hier verder ook van zij, deze situatie kan er naar het oordeel van de rechtbank niet toe leiden dat eiser thans voor een onbepaalde tijd van zijn vrijheid wordt beroofd terwijl voor hem op korte termijn een vlucht kan worden geboekt.
5.3. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat voortzetting van de maatregel van bewaring met ingang van heden, bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
5.4. Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 17 november 2005.
5.5. De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1.) Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
De rechtbank ’s-Gravenhage:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 17 november 2005;
3. veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. C. Laukens, rechter, en uitgesproken in het openbaar op 17 november 2005 in tegenwoordigheid van mr. drs. C.H.M. Pastoors, griffier.
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.