ECLI:NL:RBSGR:2005:AU7285

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/34667, 05/34664
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • E.B. de Vries - van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas na eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 november 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Sudanese vreemdeling, verzoeker, en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder. Verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door verweerder was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 29 november 2004, waarin de geloofwaardigheid van verzoekers asielrelaas niet in geschil was, heeft verweerder in een nieuw besluit van 4 juli 2005 de geloofwaardigheid van het asielrelaas alsnog in twijfel getrokken. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder, na de vernietiging van het eerdere besluit, niet opnieuw de ongeloofwaardigheid van het relaas kon tegenwerpen, tenzij er nieuwe informatie was die ten tijde van het eerdere besluit niet bekend was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de tegenstrijdige verklaringen van verzoeker over zijn geboorteplaats, die al voor het eerdere besluit bekend waren, geen nieuwe beoordeling van het asielrelaas rechtvaardigden. Hierdoor werd het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de kosten van de procedure aan verzoeker werden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 05 / 34667 (voorlopige voorziening)
AWB 05 / 34664 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 november 2005
in de zaak van:
A,
geboren op [...] 1976, van Sudanese nationaliteit, verzoeker gemachtigde: mr. P.E. Vos, advocaat te Haarlem,
tegen:
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verweerder,
gemachtigde: mr. T. Ponte, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoeker heeft op 6 mei 1999 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 5 januari 2000, uitgereikt op 26 januari 2000, afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoeker op 22 februari 2000 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 19 maart 2002 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen dit besluit op 16 april 2002 beroep ingesteld. Op dezelfde dag heeft verzoeker verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening over te gaan tot schorsing van de beslissing van verweerder om uitzetting achterwege te laten totdat op het beroep is beslist.
1.2 Bij uitspaak van 29 november 2004 (AWB 02/28804 en AWB 02/ 28803) heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats het beroep gegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
1.3 Verweerder heeft het bezwaar van 22 februari 2000 op 4 juli 2005 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen op 1 augustus 2005 beroep ingesteld.
1.4 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep de werking van het besluit niet opschort. Verzoeker heeft op 1 augustus 2005 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.5 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 3 november 2005. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.4 Op 1 april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 in werking getreden en de voordien geldende Vreemdelingenwet (Vw oud) ingetrokken. Nu het primaire besluit is bekendgemaakt voor 1 april 2001, is ingevolge de artikelen 117 en 118 Vw zowel op de behandeling van de aanvraag en het bezwaar alsmede ten aanzien van de mogelijkheid enig rechtsmiddel tegen dat besluit aan te wenden het voor 1 april 2001 geldende recht van toepassing. De rechtbank toetst het bestreden, na 1 april 2001 genomen besluit materieel aan het nieuwe vreemdelingenrecht.
2.5 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vw genoemde gronden.
2.6 Ingevolge artikel 31 Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Bij de beoordeling worden de in artikel 31, tweede lid, Vw bedoelde omstandigheden betrokken.
2.7 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van verzoeker alsnog ongeloofwaardig dient te worden geacht. Gebleken is dat verzoeker onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn geboorteplaats. Verzoekers verklaring daarvoor is ontoereikend. Voorts heeft verzoeker onaannemelijke verklaringen afgelegd over de door hem opgenomen drie maanden onbetaald verlof. Daarnaast heeft verzoeker tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de datum van zijn indiensttreding bij de veiligheidsdienst. Verzoeker komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, Vw.
2.8 Verzoeker heeft hiertegen in beroep het volgende ingebracht. Verweerder heeft het asielrelaas van verzoeker ten onrechte alsnog ongeloofwaardig geacht. In de uitspraak van 29 november 2004 heeft deze rechtbank en nevenzittingsplaats overwogen dat de geloofwaardigheid van het asielrelaas niet in geschil is. De tegenwerpingen van verweerder zijn te laat en in strijd met die uitspraak. Verzoeker heeft voor de uitspraak van de rechtbank aan verweerder reeds een kopie van zijn geboorteakte overgelegd, waarop als geboorteplaats Juba is vermeld, en op het hem op 17 juli 2001 afgegeven W-document staat als geboorteplaats Juba. Bovendien valt niet in te zien dat de bekendheid met het feit dat verzoeker in Juba is geboren in plaats van in Khartoum tot een andere beoordeling van het asielrelaas, laat staan tot afwijzing van zijn aanvraag, zou hebben geleid. Verzoekers verklaringen over het onbetaalde verlof zijn in het besluit in primo noch in het bestreden besluit voor verweerder aanleiding geweest om te twijfelen aan het asielrelaas. Het onbetaalde verlof is niet besproken tijdens de hoorzitting van 23 juni 2005. Het is daarnaast evident dat het verslag van het eerste gehoor op het punt van de indiensttreding bij de veiligheidsdienst niet juist is. Tijdens de hoorzitting is verder ten aanzien van de data sprake geweest van verwarring. Verzoeker komt in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van 29, eerste lid, aanhef en onder a, b dan wel c, Vw.
2.9 Verweerder heeft ter zitting het bestreden besluit als volgt toegelicht. Het staat verweerder vrij om in een situatie als de onderhavige de geloofwaardigheid van het asielrelaas opnieuw te beoordelen, indien er na de uitspraak van de rechtbank nieuwe informatie naar boven komt. Daarbij is niet relevant of verweerder al eerder op de hoogte was of kon zijn van die informatie, maar slechts of verweerder de vreemdeling daar eerder mee geconfronteerd heeft. In het voorliggende geval is verzoeker eerst tijdens het ambtelijk gehoor van 23 juni 2005 geconfronteerd met het gegeven dat hij blijkens een proces-verbaal van staandehouding van 19 februari 2002 op 18 februari 2002 verklaard heeft in Juba te zijn geboren, terwijl hij tegenover verweerder volhard heeft in zijn verklaringen dat hij in Khartoum is geboren. Dit gegeven, dat niet eerder in de procedure betrokken is, is voor verweerder aanleiding geweest het asielrelaas opnieuw te beoordelen. Bij die hernieuwde beoordeling staat het verweerder vervolgens vrij om het hele relaas opnieuw te beoordelen.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.10 Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder, na voornoemde uitspraak van 29 november 2004, verzoekers asielrelaas alsnog ongeloofwaardig heeft kunnen achten.
2.11 Vast staat dat verweerder in zijn besluit op bezwaar van 19 maart 2002 is uitgegaan van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van verzoeker. In eerder genoemde uitspraak van 29 november 2004 heeft de rechtbank, naar aanleiding van het tegen het besluit van 19 maart 2002 ingestelde beroep, vastgesteld dat de geloofwaardigheid van het asielrelaas van verzoeker niet in geschil is. Voorts is overwogen dat verweerder zijn conclusie dat geen sprake is van vrees voor vervolging dan wel een mogelijke schending van artikel 3 van het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), ontoereikend heeft gemotiveerd. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar. Naar aanleiding van deze uitspraak is verzoeker op 23 juni 2005 gehoord door een ambtelijke commissie.
2.12 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder, na vernietiging door de rechtbank van een besluit waarin de geloofwaardigheid van het relaas geen punt van geschil is geweest, bij het nieuw te nemen besluit niet alsnog de ongeloofwaardigheid van het relaas aan de vreemdeling kan tegenwerpen. Dit is slechts anders indien er informatie aan het licht komt die ten tijde van het eerdere besluit niet bekend was of niet bekend kon zijn bij verweerder, terwijl bekendheid met die informatie tot een ander oordeel met betrekking tot geloofwaardigheid zou hebben geleid.
2.13 Uit de voorgaande rechtsoverweging volgt reeds dat de voorzieningenrechter verweerder niet volgt in zijn standpunt dat niet relevant is wanneer verweerder bekend is geworden met de nieuwe informatie, maar slechts wanneer verzoeker daar voor het eerst mee is geconfronteerd.
2.14 De voorzieningenrechter zal in de eerste plaats beoordelen of er informatie aan het licht is gekomen die ten tijde van het eerdere besluit niet bekend was of niet bekend kon zijn bij verweerder. Verzoeker heeft tijdens het eerste en nader gehoor verklaard in Khartoum geboren te zijn. Op het op 17 juli 2001 aan verzoeker afgegeven W-document staat als geboorteplaats Juba vermeld. Uit het in het bestreden besluit aangehaalde proces-verbaal van staandehouden van 19 februari 2002 blijkt dat verzoeker bij staandehouding op 18 februari 2002 zijn W-document getoond heeft en verklaard heeft in Juba te zijn geboren. Ook blijkt dat de Vreemdelingendienst B gebeld is ter verificatie.
De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat reeds voor het eerdere besluit van 19 maart 2002 bij verweerder bekend was dan wel bekend kon zijn dat verzoeker tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn geboorteplaats. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat uit het dossier blijkt dat direct na aankomst twijfel ontstond omtrent de echtheid van verzoekers paspoort, waarin Khartoum als geboorteplaats is opgenomen, en dat uit het rapport van het eerste gehoor blijkt dat het paspoort van verzoeker vervalst is bevonden.
De tegenstrijdige verklaringen van verzoeker omtrent zijn geboorteplaats kunnen dan ook geen nieuwe beoordeling van het asielrelaas rechtvaardigen. De conclusie dat het asielrelaas ongeloofwaardig is, is derhalve onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.
2.15 De voorzieningenrechter zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 Awb. Verweerder zal worden opdragen een nieuw besluit te nemen.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
2.16 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
Het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep
2.17 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 322,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van 22 februari 2000 met inachtneming van deze uitspraak;
3.4 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
3.5 veroordeelt verweerder in de kosten in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening ad € 644,- en in verband met het beroep ad € 322,- en draagt de Staat der Nederlanden op deze kosten aan verzoeker te voldoen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries - van den Heuvel, voorzieningenrechter, en op 21 november 2005, in het openbaar uitgesproken, tegenwoordigheid van mr. P.C. Ypma, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.