ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5907

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09.757.560-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en diefstal met geweld door verdachte met persoonlijkheidsstoornis

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 november 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 23 juli 2005 een gewelddadige aanval heeft gepleegd op het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer op haar werkadres opgezocht, haar bedreigd met een vuurwapen, en haar vervolgens naar een grasveldje gesleept waar hij haar heeft geprobeerd te doden door middel van wurging en messteken. Na de aanval heeft hij het slachtoffer overgoten met zoutzuur en haar tas gestolen. De verdachte heeft ook zijn vriend geïnformeerd dat hij het slachtoffer had 'omgelegd' en heeft vervolgens geld gepind met de pinpas van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig vast te stellen was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische schade die het slachtoffer heeft ondervonden door de gewelddadige aanval en de gevolgen daarvan voor haar en haar omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers : 09.757.560-05; dagvaarding I.
ttz gev met : 09.757.617-05; dagvaarding II.
's-Gravenhage, 9 november 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte :
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam inrichting], aan de [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 oktober 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.W. van der Zwan, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
Namens de benadeelde partij, [benadeelde partij], is aanwezig mr. Meurs, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie mr M.H. Baan heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I. onder 1. en 2. telastgelegde en bij dagvaarding II. primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partij geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende [adres], te weten een bedrag van [€] 19.821,21.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot [€] 19.821,21 subsidiair 234 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaardingen I. en II., gemerkt A.1. t/m A.4.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding II. primair en subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding I. onder 1 en 2 vermelde feiten en de bij dagvaarding II. meer subsidiair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastleggingen, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.1. t/m B.4.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en maatregel het volgende overwogen.
Verdachte kan niet accepteren dat hij geen omgang meer mag hebben met zijn dochtertje dat hij samen met het slachtoffer heeft gekregen.
Hoewel begrijpelijk is dat het gemis van zijn kind en de omstandigheden waaronder het zover is gekomen, bij verdachte sterke emoties oproepen, rechtvaardigt dat geenszins het optreden van verdachte. Dat optreden laat zich kenmerken door eigen richting, bedreigingen en gebruik van excessief geweld.
Verdachte is nog recent - in oktober 2004- door de politierechter veroordeeld vanwege onder andere het feit dat hij het slachtoffer stalkte. Mede om die reden liep verdachte in een proeftijd die op 8 februari 2005 nog met een jaar is verlengd. Een goede behandeling van zijn problematiek heeft verdachte gefrustreerd door niet te verschijnen op vervolgafspraken van de forensische polikliniek "De Waag".
Medio mei 2005 heeft verdachte een mes gekocht met de bedoeling om zowel het slachtoffer als haar vader van het leven te beroven. Daarnaast heeft hij zoutzuur (de rechtbank neemt aan, een oplossing bevattende zoutzuur) gekocht met de bedoeling om het slachtoffer te verminken. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zo'n 30 dagen lang elke dag op het terrein van het psychiatrisch ziekenhuis is geweest om te kijken of het slachtoffer aan het werk was.
Op 23 juli 2005 heeft verdachte het slachtoffer wederom op haar werkadres opgezocht en opgewacht. Toen zij naar buiten kwam heeft hij haar hevige schrik aangejaagd door onverhoeds uit het struikgewas tevoorschijn te komen en haar te bedreigen met een vuurwapen. Vervolgens heeft hij het slachtoffer meegesleurd naar een grasveldje en haar door middel van wurging en messteken tezamen met andere vormen van zware mishandeling om het leven proberen te brengen waarna hij haar heeft overgoten met zoutzuur, haar van haar tas heeft beroofd en haar 'voor dood' aan haar lot heeft overgelaten. Vervolgens heeft hij haar vriend per telefoon medegedeeld, dat hij het slachtoffer had 'omgelegd'. Daarna is verdachte geld gaan pinnen met de pinpas van het slachtoffer, die hij uit haar tas had gehaald.
Het slachtoffer heeft door de moordpoging zowel ernstig lichamelijk letsel als psychische schade ondervonden. Blijkens haar schriftelijke slachtofferverklaring, die ter terechtzitting is voorgehouden, is zij door het gebeuren hevig geschokt en zal het nog lange tijd duren om dit misdrijf emotioneel te verwerken.
Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat deze gebeurtenis ook voor het dochtertje van verdachte consequenties zal hebben als zij in de toekomst tot het besef komt dat haar eigen vader haar moeder op een gruwelijke wijze heeft willen vermoorden.
Voorts was verdachte in het bezit van een vuurwapen en heeft hij op 15 juli 2005 per ongeluk in het been van zijn schoonzus geschoten.
Omtrent dit incident en het voorhanden hebben van een vuurwapen heeft verdachte gezwegen, waardoor het vuurwapen tot op heden niet is teruggevonden en te vrezen valt dat het vuurwapen, indien verdachte op vrije voeten komt, nog steeds binnen zijn bereik is. De omstandigheid dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent dit wapen, wordt hem, mede gelet op de dreigementen die hij heeft geuit richting de familieleden van het slachtoffer, in zijn nadeel aangerekend.
Omtrent de strafbaarheid van verdachte en de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank zich op verzoek van de officier van justitie voor laten lichten door een tweetal deskundigen.
Bij rapport van 18 oktober 2005 heeft drs. M.H. de Groot, klinisch psycholoog, omtrent verdachte onder meer het volgende bericht : "Betrokkene is een man met een persoonlijkheidsstoornis NAO (Niet Anders Omschreven), waarbij met name borderline, antisociale en paranoïde aspecten op de voorgrond staan. Er is daarbij tevens sprake van een lage frustratietolerantie en snelle krenkbaarheid. Betrokkene functioneert op laaggemiddeld intellectueel niveau, hoewel hij tijdens onderhavig onderzoek wat zwakker presteert. Verder valt er een stoornis in de impulsbeheersing te constateren. In het verleden is er sprake geweest van overmatig alcoholgebruik.
Ten tijde van de tenlastegelegde feiten zorgde de persoonlijkheidsstoornis ervoor dat betrokkene niet goed in staat was om te gaan met zijn gekrenkte trots en met de haatgevoelens die hij koesterde.
Betrokkene wordt door rapporteur als verminderd toerekeningsvatbaar voor de tenlastegelegde feiten beschouwd.
De kans op herhaling voor soortgelijke delicten wordt door rapporteur als groot ingeschat; zelf acht betrokkene deze kans eveneens groot.
Er valt niet aan te ontkomen de boosheid en de haatgevoelens, geluxeerd door de persoonlijkheidsstoornis, via therapeutische bemoeienis te behandelen.
Gezien de ernst van de telastegelegde feiten en de persistentie waarmee betrokkene de boosheid en haatgevoelens blijft ventileren, gekoppeld aan agressieve fantasieën, met name in de richting van de vader van zijn ex-vriendin, wordt door rapporteur geadviseerd betrokkene terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen."
Bij rapport van 18 oktober 2005 heeft drs. H.E.M. van Beek, psychiater, omtrent verdachte onder meer het volgende bericht : "Persoonlijkheid van verdachte wordt gekenmerkt door een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met borderline, antisociale en obsessieve trekken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in de impulsbeheersing Niet Anderszins Omschreven. Sinds zijn vroege jeugd kan er gesproken worden van ADHD. Ten tijde van het tenlastegelegde was er bij verdachte sprake van een ziekelijke storing van zijn geestvermogens in de vorm van een stoornis in de impulsbeheersing Niet Anderszins Omschreven alsmede ADHD; tevens was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven. De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde. Uit psychiatrisch oogpunt is TBS met dwangverpleging noodzakelijk."
Overwogen wordt dat beide conclusies worden gedragen door de inhoud van de rapporten en door hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van 26 oktober 2005 van A. Westgeest, manager reclassering en R. Liekens-Willems, reclasseringswerker.
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS), alsmede een bevel tot dwangverpleging op te leggen. Om het behandelperspectief niet al te zeer nadelig te beïnvloeden, zal de rechtbank, ondanks de ernst van het misdrijf, een kortere gevangenisstraf -dan door de officier van justitie gevorderd- opleggen.
De vordering van de benadeelde partij.
Mevrouw [benadeelde partij], p/a Ungerplein 2-2, 3033 BR Rotterdam, heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van haar vordering tot materiële schadevergoeding, groot [€] 3.821,21 en tot
immateriële schadevergoeding, groot [€] 16.000,=, zijnde in totaal [€] 19.821,21. (dagvaarding I. feiten 1. en 2.)
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot materiële schadevergoeding voor het gevraagde bedrag van [€] 3.821,21 toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot de immateriële schadevergoeding niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, omdat dit bedrag niet voldoende eenvoudig is vast te stellen.
De benadeelde partij kan zich hiertoe desgewenst tot de burgerlijke rechter wenden.
Schadevergoedingsmaatregelen.
Ten aanzien van dagvaarding I.:
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten (met betrekking tot dagvaarding I.) is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot [€] 3.821,21 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen :
36f, 37a, 37b, 45, 57, 289, 300, 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding II. primair en subsidiair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding I. onder 1. en 2. telastgelegde feiten en het bij dagvaarding II. meer subisidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt :
dagvaarding I. :
feit 1.
POGING TOT MOORD.
feit 2.
DIEFSTAL, meermalen gepleegd.
dagvaarding II. :
meer subsidiair :
MISHANDELING.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot :
gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAAR;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van parketnummer 09.757.560-05 :
in verzekering gesteld op : 26 juli 2005;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 29 juli 2005.
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot materiële schade van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende p/a 3033 BR Rotterdam, Ungerplein 2-2 toe, te weten een bedrag van [€] 3.821,21 en veroordeelt verdachte voorts :
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij] voornoemd een bedrag
van [€] 3.821,21, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat deze benadeelde partij voor het overige (te weten de immateriële schade) niet ontvankelijk is in haar vordering tot vergoeding van schade, en dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
[€] 3.821,21 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 76 dagen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding I. onder 1. en 2. en bij dagvaar-ding II. onder meer subsidiair meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
S. Ju en R.J. de Bruijn, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L.A. van der Togt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 november 2005.