ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5621
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Toetsing van een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel en de rechtsgeldigheid van een door een gemachtigde ingediende aanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 september 2005 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiseres A, geboren in 1981, van Chinese nationaliteit, om een verblijfsvergunning asiel. Eiseres had een brief laten indienen door een medewerker van VluchtelingenWerk op 3 februari 2003, waarin zij verzocht om heroverweging van het besluit om haar geen verblijfsvergunning te verstrekken. De rechtbank heeft overwogen dat de inhoud en strekking van deze brief vergelijkbaar zijn met een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waardoor de brief als een rechtsgeldige aanvraag kan worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, niet eerder had gesteld dat de aanvraag persoonlijk door eiseres of haar wettelijke vertegenwoordiger had moeten worden ingediend. Dit betekent dat verweerder niet vrij was om dit argument voor het eerst in de procedure naar voren te brengen. De rechtbank heeft de brief van 3 februari 2003 dan ook als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van 22 november 2004 vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van € 966,- en is de Staat der Nederlanden aangewezen om het griffierecht van € 136,- aan eiseres te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat voor partijen het recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.