ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5126

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/5242 BESLU
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor radioprogramma-uitzending en restitutie van betaald bedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 september 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen Delta Radio 171 B.V. en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiseres, Delta Radio 171 B.V., had op 17 november 1995 toestemming gekregen om een radioprogramma uit te zenden via aardse zenders, onder de voorwaarde dat zij bepaalde bedragen zou voldoen. Eiseres heeft op 21 mei 1999 een bedrag van NLG 350.335,-- betaald, maar heeft later verzocht om restitutie van dit bedrag, omdat zij door omstandigheden geen gebruik heeft kunnen maken van de verleende frequentie.

De rechtbank heeft de vraag behandeld of het verzoek van eiseres om restitutie terecht door verweerder was afgewezen. Verweerder stelde dat de brief van 31 juli 2002, waarin het verzoek om restitutie werd afgewezen, niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden beschouwd. Eiseres betoogde echter dat haar verzoek om restitutie als een aanvraag in de zin van de Awb moest worden aangemerkt.

De rechtbank overwoog dat het rechtsbeginsel dat onverschuldigd betaald kan worden teruggevorderd, bestuursrechtelijk van aard is. De rechtbank concludeerde dat de reactie van verweerder op het restitutieverzoek als een publiekrechtelijke rechtshandeling moet worden aangemerkt en dat het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de proceskosten van eiseres werden vergoed.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om restitutie en de juridische kwalificatie van dergelijke verzoeken in het kader van de Awb. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld en verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten.

Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage
sector bestuursrecht
tweede afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 04/5242 BESLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
Delta Radio 171 B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres,
en
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 17 november 1995 heeft verweerder aan eiseres toestemming verleend om een radioprogramma door middel van aardse zenders uit te zenden. Verweerder heeft aan de toestemming onder andere de voorwaarde verbonden om bepaalde bedragen te voldoen. Eiseres heeft in dat verband op 21 mei 1999 het bedrag van NLG 350.335,-- aan verweerder voldaan.
Bij brief van 12 juli 2002 heeft eiseres verweerder verzocht het bedrag van NLG 350.335,-- (zijnde € 159.020,--) te restitueren.
Bij brief van 31 juli 2002 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld het verzoek om restitutie af te wijzen.
Bij besluit van 27 oktober 2004 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 3 december 2004, ingekomen bij de rechtbank op 6 december 2004, heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 3 augustus 2005 ter zitting behandeld.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. ten Bloemendal, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J.M. Stevens.
Motivering
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de brief van 31 juli 2002 niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden beschouwd, nu het verzoek van eiseres niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Awb; het betreft volgens verweerder een verzoek tot feitelijk handelen.
Blijkens de stukken heeft eiseres om restitutie van genoemd bedrag verzocht omdat zij vanwege omstandigheden geen gebruik heeft kunnen maken van de haar toegewezen lange-golf-frequentie voor het verzorgen van radio-uitzendingen. Zij stelt dat zij dit onverschuldigd heeft betaald. Volgens eiseres dient haar verzoek aangemerkt te worden als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar een uitspraak van de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRvS) van 21 oktober 1996, waarin is bepaald dat een terugvorderingbeslissing gericht is op rechts-gevolg en derhalve is aan te merken als een besluit in de zin van de Awb. Voorts wijst eiseres op de uitspraak van de AbRvS van 26 augustus 1997, gepubliceerd in AB 1997/461, en stelt dat het restitutieverzoek van bestuursrechtelijke aard is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van die wet dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van die wet kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat het rechtsbeginsel volgens hetwelk hetgeen onverschuldigd is betaald kan worden teruggevorderd, bestuursrechtelijk van aard is, wanneer zijn werking zich doet gevoelen in door het bestuursrecht beheerste verhoudingen. Voor bestuursorganen schept het dan een bevoegdheid omtrent de aanwending waarvan per geval moet worden beslist, met inachtneming van de algemene bestuursrechtelijke normen die de aanwending van discretionaire bevoegdheden beheersen. Een beslissing, die strekt tot voldoening aan de bestuursrechtelijke voorwaarden voor een rechtmatige terugvordering, opdat naar het bestuursrecht een betalings-verplichting ontstaat, is gericht op publiekrechtelijk rechtsgevolg en is derhalve aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de AbRvS van 21 oktober 1996, gepubliceerd in AB 1996/496.
Verweerder heeft eiseres destijds toestemming verleend voor uitzending van een radioprogramma via aardse zenders. Het gaat hier om de uitoefening van een bestuursrechtelijke bevoegdheid, die destijds was neergelegd in de artikelen 71b en 167, tweede lid, van de Mediawet. Met betrekking tot het gebruik van de lange-golf-frequentie is door eiseres een bod uitgebracht. Het daarmee corresponderende bedrag diende blijkens artikel 8 van de aan de toestemming verleende voorwaarden in vijf jaarlijkse termijnen aan verweerder te worden voldaan. Deze financiële voorwaarde is opgelegd in het kader van de uitoefening van bedoelde bestuursrechtelijke bevoegdheid en maakte dus onderdeel uit van de verleende toestemming. Het verzoek om terugbetaling van eerdergenoemd bedrag, op grond van de overweging dat dit onverschuldigd is betaald, heeft derhalve onmiskenbaar betrekking op een door het bestuursrecht beheerste rechtsverhouding.
De (afwijzende) reactie van verweerder op het aldus opgevatte verzoek dient derhalve aangemerkt te worden als een publiekrechtelijke rechtshandeling en derhalve als een besluit in de zin van de Awb.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder heeft het bezwaar bij het bestreden besluit ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en het beroep is dan ook gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld voor een bedrag van € 644,--, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.
Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 27 oktober 2004;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 273,--, vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,--, welk bedrag voormelde rechtspersoon aan eiseres moet vergoeden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. C.J. Waterbolk en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2005, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Molemans.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op: