ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5068

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/650053-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van der Burg
  • M. de Graaff
  • J. van Daalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rol van een verdachte in een criminele organisatie voor cocaïnehandel

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 oktober 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die lid was van een criminele organisatie die zich bezighield met de in- en uitvoer van cocaïne. De verdachte, die als koerier fungeerde, vervoerde cocaïne naar Nederland en zorgde ervoor dat deze op de markt werd verspreid. Hij nam rugzakken met cocaïne over van andere koeriers op Schiphol en bracht deze door de douane. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende meerdere jaren actief was in deze organisatie en anderen heeft aangezet om ook als drugskoerier op te treden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het deelnemen aan een organisatie die tot doel heeft misdrijven te plegen, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de verplichting tot reclasseringscontact. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie, en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een rapport van een psycholoog die de verdachte als kwetsbaar beschrijft. De rechtbank heeft ook de maatschappelijke impact van de cocaïnehandel in overweging genomen, evenals de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge bestraffing van dergelijke delicten, gezien de schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/650053-05
's-Gravenhage, 26 oktober 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [inrichting],
te [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 en 12 oktober 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr L.P.H. de Milliano, advocaat te Katwijk, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 eerste en tweede alternatief/cumulatief en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2, 3 eerste en tweede cumulatief en 4 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een aantal jaren deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich toelegde op de invoer in Nederland van cocaïne vanuit Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Engeland, alsmede op de uitvoer van cocaïne naar elders in Europa.
De verdachte had een eigen taak binnen de organisatie, die eruit bestond dat hij zelf als koerier van cocaïnetransporten naar Nederland optrad, die cocaïne in Nederland vervoerde en afleverde op een adres waar deze door anderen werd overgenomen en op de markt verspreid. Voorts heeft de verdachte, na het kopen van een vliegticket, rugzakken met cocaïne achter de douane op Schiphol overgenomen van andere koeriers en langs de douane op Schiphol gesluisd, waarna de verdovende middelen door anderen werden overgenomen. Ook heeft hij anderen ertoe gebracht om als drugskoerier op te treden.
Op deze wijze zijn mede door toedoen van de verdachte gedurende een langere periode grote hoeveelheden cocaïne op de Nederlandse en op buitenlandse markten terechtgekomen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij handelde uit puur financieel gewin en volstrekt geen oog heeft gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt. Cocaïne is een stof, waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben de stof op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
Omtrent de persoon van de verdachte is op 30 september 2005 een rapport uitgebracht door
W.J.L. Lander, psycholoog te Hulst. Samengevat houdt dit rapport onder meer in dat de betrokkene een kwetsbare man is die minder gemakkelijk met problemen kan omgaan en minder vaardigheden heeft om stressvolle situaties te hanteren; ook zal hij over het algemeen in mindere mate in staat zijn om de consequenties van zijn handelen te overzien. De deskundige is van mening dat de betrokkene met betrekking tot het plegen van het telastgelegde echter wel in staat was om de situatie te hanteren en de consequenties van zijn handelen te overzien. Betrokkene dient daarom volgens de deskundige als volledig toerekeningsvatbaar te worden beschouwd met betrekking tot het plegen van de telastgelegde feiten. Geadviseerd wordt, teneinde de kans op recidive te verminderen en om maatschappelijke reïntegratie te bevorderen, een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en maakt die tot de hare.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport (afloopbericht toezicht) d.d. 8 augustus 2005 van de Reclassering Nederland.
In het nadeel van de verdachte laat de rechtbank wegen dat hij reeds eerder met de politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke delicten, waarvoor hij tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld is. De rechtbank rekent de verdachte de feiten temeer aan omdat hij onmiddellijk nadat hij uit detentie kwam (in maart 2005), zijn criminele praktijken heeft voortgezet.
De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de rol van de verdachte in het geheel, namelijk iemand die naast eigen koerierswerkzaamheden anderen ertoe heeft gebracht om ook als drugskoerier op te treden. Voorts zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de op te leggen gevangenisstraf matigen. In het bijzonder betreffen deze omstandigheden de door de psycholoog aangegeven geestelijke gesteldheid van de verdachte en het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven in de door hem gepleegde feiten. Voorts laat de rechtbank meewegen dat de verdachte bijna een jaar van de telastgelegde periode in detentie heeft doorgebracht.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank, nu de verdachte te kennen heeft gegeven behoefte te hebben aan enige begeleiding, (nogmaals) overgaan tot het opleggen van de bijzondere voorwaarde van verplicht Reclasseringscontact. Het voorwaardelijk deel van de straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke of andere strafbare feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 55, 57, 63, 140 (oud) en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 (oud), 2, 10 (oud), 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 eerste en tweede cumulatief en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER C, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
ten aanzien van feit 2:
EEN FEIT ALS BEDOELD IN HET DERDE OF VIERDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET VOORBEREIDEN EN BEVORDEREN DOOR EEN ANDER (TRACHTEN) TE BEWEGEN OM DAT FEIT TE PLEGEN EN OM DAARTOE INLICHTINGEN TE VERSCHAFFEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
eendaadse samenloop van:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
en
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER A, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
EN
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
en
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 4:
DEELNEMEN AAN EEN ORGANISATIE DIE TOT OOGMERK HEEFT HET PLEGEN VAN MISDRIJVEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 25 juli 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 27 juli 2005;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, regio Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van der Burg, voorzitter,
De Graaff en Van Daalen, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2005.