ECLI:NL:RBSGR:2005:AU5067

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/650058-05
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. van der Burg
  • A. de Graaff
  • M. van Daalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie voor cocaïnehandel met vrijspraak voor bepaalde telastgelegde feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 oktober 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de in- en uitvoer van cocaïne. De verdachte, die als koerier fungeerde, heeft gedurende meerdere jaren deel uitgemaakt van deze organisatie en was betrokken bij het transport van grote hoeveelheden cocaïne van en naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij de feiten uit armoede pleegde, geen rekening hield met de maatschappelijke gevolgen van zijn daden. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de organisatie als kleiner en korter durend beoordeeld in vergelijking met zijn medeverdachten, wat invloed had op de strafmaat. De verdachte is in verzekering gesteld op 15 augustus 2005 en in voorlopige hechtenis op 17 augustus 2005. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal telastgelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/650058-05
's-Gravenhage, 26 oktober 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres] [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [inrichting]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 en 12 oktober 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr G.Th.J. Bos, advocaat te Leiden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 eerste en tweede alternatief/cumulatief en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 3 eerste en tweede cumulatief en 4 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een aantal jaren deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich toelegde op de invoer in Nederland van cocaïne vanuit Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Engeland, alsmede op de uitvoer van cocaïne naar onder meer Engeland.
De verdachte had een eigen taak binnen de organisatie, die eruit bestond dat hij zelf als koerier van cocaïnetransporten optrad, die cocaïne in Nederland vervoerde en afleverde op een adres waar deze door anderen werd overgenomen. Voorts heeft de verdachte cocaïne het land uitgebracht door met geprepareerde schoenen waarin cocaïne zat verborgen naar Engeland te reizen. Ook heeft hij, in het bezit van een vliegticket, een rugzak met cocaïne achter de douane op Schiphol overgenomen van een andere koerier en langs de douane op Schiphol gesluisd, waarna de verdovende middelen door anderen werden overgenomen en verspreid.
Op deze manier zijn mede door toedoen van de verdachte gedurende een langere periode grote hoeveelheden cocaïne op de Nederlandse en Engelse markt terechtgekomen.
De verdachte pleegde de feiten - naar hij heeft verklaard - uit armoede. Desondanks rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij bij zijn handelen slechts oog had voor zijn eigen financiële situatie en volstrekt geen oog heeft gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt. Cocaïne is een stof, waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben de stof op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
Omtrent de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Voorlichtingsrapport d.d. 3 oktober 2005 van de Reclassering Nederland.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van de verdachte staand Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 17 augustus 2005, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten.
De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de rol van de verdachte in het geheel die kleiner is geweest en korter heeft geduurd dan die van de gelijktijdig berechte medeverdachten, alsmede met zijn persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit het Reclasseringsrapport. Voorts is bepalend voor de strafmaat het feit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 telastgelegde feit.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 55, 57, 140 (oud) en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 (oud), 2, 10 (oud), 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 3 eerste en tweede cumulatief en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
en
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER A, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
eendaadse samenloop van:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD,
en
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER A, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD,
EN
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD,
en
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
ten aanzien van feit 4:
DEELNEMEN AAN EEN ORGANISATIE DIE TOT OOGMERK HEEFT HET PLEGEN VAN MISDRIJVEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 15 augustus 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 17 augustus 2005;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van der Burg, voorzitter,
De Graaff en Van Daalen, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2005.