RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754046-05
's-Gravenhage, 26 oktober 2005
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [adres] [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [inrichting]
te Amsterdam.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 en 12 oktober 2005.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Th. Van Hemert, advocaat te Leiden, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat hij voornemens is te gelegener tijd een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De stelling van de raadsman van de verdachte dat de zich in het dossier bevindende processen-verbaal, inhoudende de verklaringen van medeverdachten, op grond van artikel 341, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering niet mogen worden gebruikt voor het bewijs, berust op een onjuiste lezing van dit artikel.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2, 3 eerste en tweede cumulatief, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een aantal jaren deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich in brede zin toelegde op de invoer in Nederland van cocaïne vanuit Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en Engeland, en de uitvoer daarvan naar Engeland en Duitsland.
De verdachte had een eigen taak binnen de organisatie, die eruit bestond dat hij optrad als rechterhand en plaatsvervanger van degene die de werkzaamheden van de drugskoeriers voorbereidde en begeleidde, die hij ook naar het vliegveld reed om daar koffers en rugzakken met cocaïne van drugskoeriers in ontvangst te nemen. Zelf trad hij ook op als koerier, door met geprepareerde schoenen met daarin verborgen cocaïne naar Engeland te reizen. Voorts begaf de verdachte zich - voorzien van een ticket (enkele reis naar Londen) - achter de douane op Schiphol, teneinde een drugstransport in ontvangst te nemen en langs de douane te sluizen, en betaalde hij koeriers uit.
De verdachte heeft een actieve en sturende rol gespeeld bij het op de markt brengen van de cocaïne in Nederland. Op deze wijze zijn mede door toedoen van de verdachte gedurende een langere periode grote hoeveelheden cocaïne op de Nederlandse en buitenlandse markten terechtgekomen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij naar moet worden aangenomen handelde uit puur financieel gewin en volstrekt geen oog heeft gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt. Cocaïne is een stof, waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben de stof op de markt te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmaat in aanmerking dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 13 juli 2005, reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, zij het niet voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport d.d. 5 augustus 2005 van de Reclassering Nederland.
De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de periode waarover de feiten zich hebben uitgestrekt en met het feit dat mede door de verdachte grote hoeveelheden cocaïne Nederland zijn binnengesmokkeld. In verband met de actieve rol van de verdachte in het geheel, is zijn straf een hogere dan die aan drie van zijn medeverdachten die slechts als drugskoerier zijn opgetreden wordt opgelegd. Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, is de straf lager dan door de officier van justitie is gevorderd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 55, 57, 63, 140 (oud) en 140 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 (oud), 2, 10 (oud), 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 eerste en tweede cumulatief, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER A, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3 eerste en tweede cumulatief:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER A, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER B (oud), VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD,
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
MEDEPLEGEN VAN EEN FEIT ALS BEDOELD IN HET DERDE OF VIERDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET VOORBEREIDEN EN BEVORDEREN DOOR EEN VERVOERMIDDEL VOORHANDEN TE HEBBEN, WAARVAN HIJ WEET DAT HET BESTEMD IS TOT HET PLEGEN VAN HET FEIT, MEERMALEN GEPLEEGD;
DEELNEMEN AAN EEN ORGANISATIE DIE TOT OOGMERK HEEFT HET PLEGEN VAN MISDRIJVEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (VIJF) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 juli 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 juli 2005;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs van der Burg, voorzitter,
De Graaff en Van Daalen, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 oktober 2005.