ECLI:NL:RBSGR:2005:AU4674
Rechtbank 's-Gravenhage
- Schadevergoedingsuitspraak
- R.G.J. Welbergen
- R.M. Teekens
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank inzake verzoek om schadevergoeding na opheffing van vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 oktober 2005 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van vreemdelingenbewaring. De vreemdeling, geboren in 1981 en van Turkse nationaliteit, was op 21 februari 2005 in vreemdelingenbewaring gesteld. Op 4 juli 2005 werd deze bewaring opgeheven, maar de vreemdeling heeft op 12 augustus 2005 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Tijdens de zitting op 24 augustus 2005 is de vreemdeling niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van inbewaringstelling al was opgeheven ten tijde van het beroep.
De rechtbank heeft zich vervolgens onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, zoals bedoeld in artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelt dat er geen situatie is waarin zij bevoegd zou zijn om schadevergoeding toe te kennen, aangezien de opheffing van de maatregel niet door de rechtbank zelf was bevolen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter ondersteuning van haar beslissing.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard en zich onbevoegd verklaard om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.