Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
__________________________________________________
Reg.nrs.: AWB 05/45037, 05/45038, 05/45039, 05/45040, 05/45043 en 05/45044 BEPTDN
Inzake : 1. [verzoeker 1], V-nummer [V-nummer],
2. [verzoeker 2] , V-nummer [V-nummer] ,
3. [verzoeker 3] , V-nummer [V-nummer] ,
4. [verzoeker 4] , V-nummer [V-nummer] ,
5. [verzoeker 5] , V-nummer [V-nummer] ,
6. [verzoeker 6] , V-nummer [V-nummer] ,
verzoekers, woonplaats kiezende ten kantore van hun gemachtigde, drs. F.W. King, rechtskundig adviseur te Leiden,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. L.T. Krabbenborg, ambtenaar ten departemente.
1. Bij besluiten van 4 oktober 2005 heeft verweerder de aanvragen van verzoekers om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet in behandeling genomen.
2. Tegen die besluiten hebben verzoekers op 5 oktober 2005 een bezwaarschrift ingediend. Voorts hebben zij een verzoekschrift om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Het verzoekschrift strekt ertoe verweerder te gelasten uitzetting achterwege te laten tot op het bezwaarschrift is beslist.
3. De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2005. Verzoekers zijn aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In de belangenafweging speelt een centrale rol het oordeel van de voorzieningenrechter over de vraag of het bestreden besluit de toetsing aan het geschreven en ongeschreven recht kan doorstaan.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht kan, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, Vw 2000, is de vreemdeling, in door Onze Minister te bepalen gevallen en volgens door Onze Minister te geven regels, leges verschuldigd terzake van de afdoening van een aanvraag. Als betaling achterwege blijft, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
In artikel 3.34 tot en met 3:34h van het Voorschrift vreemdelingen 2000 (VV 2000) is het legesbedrag voor de afdoening van aanvragen vastgelegd.
Artikel 3:34i VV 2000 bepaalt - voor zover hier van belang - dat de leges (...) per aanvraag worden geheven door de burgemeester van de woon- of verblijfplaats van de vreemdeling.
2. Feiten
Verzoekers bezitten de Surinaamse nationaliteit en hebben al eerder aanvragen ingediend om een vergunning tot verblijf. Bij schrijven van 30 augustus 2005 heeft de gemachtigde van verzoeker sub 1 een aanvraag opgestuurd naar de burgemeester van de gemeente Amsterdam om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw 2000 met als doel "een beroep op schrijnende omstandigheden".
Bij brief van 23 september 2005 is de gemachtigde van verzoeker sub 1 meegedeeld dat de aanvraag is doorgestuurd naar verweerder en heeft verweerder verzoeker uitgenodigd op 4 oktober 2005 te verschijnen op het kantoor te Hoofddorp.
Op 4 oktober is verzoeker sub 1 samen met zijn gezinsleden op voormeld kantoor verschenen.
Verweerder heeft verzoekers in de gelegenheid gesteld de voor het in behandeling nemen van hun aanvragen verschuldigde leges ter plekke te betalen. Na te hebben geconstateerd dat verzoekers het legesbedrag niet ter plekke konden betalen is mondeling gelegenheid gegeven dit verzuim binnen 10 minuten te herstellen.
Toen verzoekers daaraan geen gevolg konden geven zijn hun aanvragen buiten behandeling gesteld en zijn zij op de voet van artikel 59, Vw 2000 in bewaring gesteld.
3. Argumenten van verzoekers
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte de aanvragen buiten behandeling heeft gesteld. De gelegenheid die verweerder verzoekers heeft geboden om alsnog de leges te kunnen betalen ontbeerde een redelijke termijn. Er is een redelijke kans van slagen dat in bezwaar zal worden beslist dat de aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen.
4. Standpunt van verweerder
Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker sub 1 en de andere verzoekers uit de brief van 23 september 2005 hebben kunnen opmaken hoeveel leges zij per kas- dan wel per pinbetaling dienden te voldoen. Gezien de inhoud van die brief en het feit dat verzoekers bijstand hadden van een rechtskundig adviseur, in samenhang bezien met de op 4 oktober 2005 mondeling geboden hersteltermijn is voldaan aan het bieden van een gelegenheid tot het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, Awb.
5. Beoordeling
De brief van 23 september 2005 bevat geen aanzegging van de heffing van het voor de aanvraag van verzoeker sub 1 verschuldigde legesbedrag. Omtrent het legesbedrag vermeldt de brief dat "De hoogte varieert naar gelang van het doel van de aanvraag, en ligt tussen € 0 en € 830; op www.ind.nl kunt u het voor u geldende bedrag opzoeken." Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft het hier algemene informatie waarin per verblijfsdoel een tarief is genoemd en die daarom niet kan worden aangemerkt als legesheffing als bedoeld in artikel 3:34i VV 2000. Uit die bepaling volgt dat het daarbij moet gaan om een per aanvraag geïndividualiseerde aanzegging. Dat verzoekers konden beschikken over rechtsbijstand doet hier niet aan af.
Op 4 oktober 2005 is verzoekers op de voet van artikel 3:34i VV 2000 mondeling aangezegd dat zij een bedrag aan leges verschuldigd waren. Overigens heeft geen van de partijen ter zitting duidelijk kunnen maken om welk bedrag het daarbij ging.
Artikel 4:5, eerste lid, Awb bepaalt dat het bestuursorgaan de aanvrager een termijn stelt om de aanvraag aan te vullen. In paragraaf B1/ 4.2.1 Vc 2000 heeft verweerder als beleid neergelegd dat een termijn om een verzuim te herstellen van twee weken in het algemeen redelijk is. Als voorbeeld van een te herstellen verzuim is genoemd dat de leges niet zijn voldaan.
Verweerder heeft ter zitting betoogd dat volgens het beleid kortere termijnen voor herstel van verzuim mogelijk zijn en daarbij verwezen naar een bekorting van de termijn van vier weken om een geldig document voor grensoverschrijding over te leggen.
De voorzieningenrechter vermag niet in te zien welke betekenis die beleidsbepaling voor het onderhavige geschil kan hebben.
Gelet op de strekking van artikel 4:5, eerste lid, Awb en verweerders beleidsbepaling in B1/ 4.2.1 Vc 2000 wordt overwogen dat het bieden van een termijn van 10 minuten voor het herstellen van het onderhavige verzuim niet kan worden beschouwd als een redelijke termijn
Naar voorlopig oordeel moet het besluit waartegen bezwaar is gemaakt geacht worden te zijn genomen in strijd met een wettelijk voorschrift en heeft het bezwaar een redelijk kans van slagen. Het verzoek komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
6. De voorzieningenrechter ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1).
1. wijst het verzoek toe en bepaalt dat verzoekers een beslissing op hun bezwaarschrift van 5 oktober 2005 hier te lande mogen afwachten;
2. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan verzoekers dient te vergoeden.
3. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoon het door Verzoekers betaalde griffierecht ad € 138,- vergoedt.
Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2005, in tegenwoordigheid van mr. G.F. van der Linden-Burgers, griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.