Ten aanzien van het tweede onderdeel:
In geval van gelijktijdige berechting van meerdere feiten voorzien de bepalingen betreffende samenloop in titel VI van boek I van het Wetboek van Strafrecht in een beperking van de maximaal op te leggen straf. Door deze zogenoemde cumulatiebeperkingen kan een rechtbank in Nederland bijvoorbeeld niet in een vonnis voor twee moorden tweemaal levenslange gevangenisstraf opleggen. Artikel 63 Sr bepaalt - kort samengevat - dat deze regels ook van toepassing zijn bij ongelijktijdige berechting van feiten die gelijktijdig hadden kunnen worden berecht, zodat aan verdachte bij de ongelijktijdige berechting niet méér straf kan worden opgelegd dan in geval van gelijktijdige berechting mogelijk zou zijn geweest. Zo is de in artikel 59 Sr opgenomen beperking van de mogelijkheden tot de oplegging van straffen naast levenslange gevangenisstraf ook van toepassing in dit geval, waarin [verdachte] in het eerdere strafproces door de rechtbank Amsterdam tot een levenslange gevangenisstraf is veroordeeld, terwijl de thans tenlastegelegde feiten dateren van vóór die veroordeling. Artikel 59 Sr beperkt in geval van oplegging van levenslange gevangenisstraf de resterende strafmogelijkheden tot ontzetting uit bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Voor de eerste en de laatstgenoemde straf geldt dat deze alleen in de bij de wet bepaalde gevallen kunnen worden opgelegd. Ontzetting uit het zogenoemde actieve en passieve kiesrecht is bijvoorbeeld mogelijk bij veroordeling voor de delicten genoemd in de artikelen 121 en 122 Sr (geweldpleging of bedreiging met geweld jegens een lid van de staten generaal, respectievelijk samenspanning daartoe), die onder 3 en 4 van de huidige dagvaarding aan [verdachte] zijn tenlastegelegd. Ontzetting uit een (dergelijk) recht is niet mogelijk bij veroordeling voor de delicten genoemd in de artikelen 140 en 140a Sr, die onder 1 van de huidige dagvaarding aan [verdachte] zijn tenlastegelegd. Voor geen van de tenlastegelegde delicten geldt dat openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak als straf kan worden opgelegd. De genoemde verbeurdverklaring is alleen mogelijk indien voorwerpen van verdachte in beslag zijn genomen.
Gelet op de inhoud van het dossier, de aan [verdachte] tenlastegelegde feiten en de door de officier van justitie ingediende vordering wijziging tenlastelegging (die er onder meer toe strekt de feiten 3 en 4 te doen vervallen) bestaat een reële kans dat in geval van een eventuele schuldigverklaring van [verdachte] in dit strafproces uiteindelijk geen van de in artikel 59 Sr genoemde straffen in aanmerking komen en dat derhalve reeds om die reden uiteindelijk geen straf kan worden opgelegd.
Artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat indien de rechter dit raadzaam acht in verband met de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan, hij in het vonnis kan bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Uit de tekst van de wet kan worden opgemaakt dat toepassing van dit artikel, dat ook wel het 'rechterlijk pardon' wordt genoemd, alleen om de in deze bepaling genoemde redenen kan plaatsvinden. Het artikel is niet geschreven voor de situatie dat strafoplegging onmogelijk is vanwege wettelijke cumulatiebeperkingen bij samenloop. Zie ook in gelijke zin de conclusie van advocaat-generaal Jörg bij het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2005 (LJN: AS5556, HR 19-04-2005, 02109/04). In dit arrest ging het om een geval van ongelijktijdige berechting van feiten, waarbij verdachte bij eerdere berechtingen was veroordeeld tot gevangenisstraffen, waaronder de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 20 jaar. De Hoge Raad heeft in dit arrest bepaald dat toepassing van artikel 63 Sr en het wettelijke strafmaximum van de feiten die in de laatste berechting aan de orde waren, in dit geval met zich brachten dat bij de laatste berechting geen vrijheidsstraf meer kon worden opgelegd. Het gerechtshof had in zijn beslissing waartegen cassatieberoep was ingesteld geen straf opgelegd, maar had zich anders dan de Hoge Raad daarbij gebaseerd op artikel 9a Sr. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep, dat er evenals het gerechtshof van uitging dat oplegging van (levenslange) gevangenisstraf nog wel mogelijk was, verworpen. Uit dit arrest van de Hoge Raad (en de conclusie van de advocaat-generaal) valt op te maken dat ook om andere redenen dan genoemd in artikel 9a Sr, namelijk de wettelijke beperkingen van strafoplegging, een juiste toepassing van het materiële strafrecht onder bepaalde omstandigheden met zich kan brengen dat bij schuldigverklaring geen straf wordt opgelegd.
De rechtbank overweegt dat hieruit volgt dat door in een dergelijke situatie bij schuldigverklaring geen straf op te leggen, het hoofddoel van het strafproces wordt bereikt, te weten: het verzekeren van een juiste toepassing van het materiële strafrecht in een concreet geval. De onmogelijkheid een straf op te leggen op grond van wettelijke beperkingen staat er derhalve niet aan in de weg dat het strafproces dit doel dient.
De rechtbank gaat er voorts van uit dat het doel van het strafproces ruimer is dan het verzekeren van een juiste toepassing van het materiële strafrecht. Het strafproces moet een adequate overheidsreactie op de verweten strafbare gedragingen waarborgen. Dat houdt onder meer in dat op een openbare terechtzitting de gegrondheid van de jegens verdachte gemaakte strafrechtelijke beschuldiging wordt onderzocht. Tevens houdt dit in dat in geval van schuldigverklaring publieke afkeuring van het bewezenverklaarde laakbare gedrag wordt gedemonstreerd. Deze afkeuring zal moeten blijken uit de gemotiveerde beslissingen van de rechtbank in het vonnis. Het opleggen van een straf is daarvoor niet noodzakelijk. Ook dit doel kan derhalve worden bereikt in geval oplegging van een straf niet mogelijk is.
Het enkele ontbreken van de mogelijkheid tot strafoplegging heeft daarom nog niet tot gevolg dat het strafproces geen redelijk doel meer dient, zoals de raadsman betoogt, zodat dit onderdeel van het verweer niet kan slagen.