ECLI:NL:RBSGR:2005:AU3696

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/20834
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf en de gevolgen voor het beroep tegen niet tijdig nemen van een nieuw besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 september 2005 uitspraak gedaan in een beroep tegen de intrekking van een besluit door de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres, een Ecuadoraanse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van haar en haar minderjarig kind, met als doel verblijf bij haar partner. Het bestreden besluit van 29 april 2005, waarin het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond werd verklaard, werd door de verweerder ingetrokken. Eiseres handhaafde haar beroep en stelde dat dit nu gericht moest worden gezien tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit.

De rechtbank overwoog dat, hoewel het bestreden besluit was ingetrokken, eiseres nog steeds belang had bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het niet tijdig nemen van een nieuw besluit. De rechtbank oordeelde dat de indiening van het faxbericht van 29 juni 2005 voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor het instellen van beroep. De rechtbank merkte op dat de intrekking van het besluit pas één dag voor de zitting had plaatsgevonden, waardoor eiseres niet in staat was om op reguliere wijze beroep in te stellen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit en droeg de verweerder op om binnen vier weken na de uitspraak een beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 322,-, en werd het betaalde griffierecht van € 138,- aan eiseres vergoed. De rechtbank benadrukte dat de vertraging in de besluitvorming voor rekening van de verweerder kwam, aangezien deze niet tijdig had beslist op het bezwaar van eiseres.

Uitspraak

Uitspraak
___________________________________________________________________ _
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE, zittinghoudende te ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/20834
Uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 22 september 2005
inzake
A,
geboren op [...] 1974,
van Ecuadoraanse nationaliteit,
verblijvende te Esmeraldas, Ecuador,
mede ten behoeve van haar minderjarig kind B,
eiseres,
gemachtigde mr. Y.M. Schrevelius,
tegen
De Minister van Buitenlandse Zaken,
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. R.H.H. Arts.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van 14 februari 2005 van de aanvraag van 17 november 2004 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van haar en haar minderjarig kind, met als doel “verblijf bij partner C”, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 9 mei 2005 tijdig beroep ingesteld.
Naar aanleiding van door eiseres op 24 juni 2005 ingediende nadere stukken heeft verweerder de rechtbank op 29 juni 2005 bericht dat het bestreden besluit is ingetrokken. Eiseres heeft per faxbericht van 29 juni 2005 medegedeeld het beroep niet in te trekken.
Het beroep is behandeld ter zitting van 30 juni 2005, waar eiseres noch haar gemachtigde is verschenen. Verweerder is ter zitting vertegenwoordigd door mr. R.H.H. Arts.
Overwegingen
1. Bij faxbericht van 29 juni 2005 heeft verweerder aan eiseres en de rechtbank medegedeeld dat het bestreden besluit van 29 april 2005 is ingetrokken. Daarbij heeft verweerder aangegeven een nieuw besluit te zullen nemen.
2. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank bij faxbericht van 29 juni 2005 laten weten dat eiseres zich op het standpunt stelt dat, nu verweerder slechts heeft besloten de bestreden beschikking in te trekken, maar nog geen nieuw besluit heeft genomen, sprake is van een gebrekkig besluit. Eiseres’ beroep richt zich mede tegen het besluit tot intrekking en dit besluit komt niet geheel aan het beroep tegemoet, daar verweerder niet direct een nieuw besluit heeft genomen. Eiseres acht dit in strijd met artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres’ beroep ziet thans op het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op grond van artikel 7:10 van de Awb. Eiseres verzoekt om wijziging van de grondslag van haar beroep in die zin dat verweerder wordt veroordeeld tot het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar, inhoudende dat aan haar een mvv zal worden verstrekt binnen een termijn van twee weken na 29 juni 2005, zulks onder vaststelling van een dwangsom van € 150,- voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van eiseres’ standpunt per faxbericht van 29 juni 2005 verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 maart 2005 (JV 2005/204), waarin is overwogen, voorzover hier van belang, dat voor wijziging van de grondslag van een beroep een geschrift is vereist. Dit standpunt is ter zitting toegelicht. Verder heeft verweerder ter zitting aangegeven dat eiseres geen procesbelang heeft als bedoeld in artikel 6:19, derde lid, van de Awb, aangezien eiseres indien nodig een rechtsmiddel kan instellen vanwege het niet tijdig nemen van een besluit. Voorts is verweerder van mening dat het door eiseres ingediende beroep is komen te vervallen, want het was gericht tegen het inmiddels ingetrokken besluit en niet tegen een toekomstige intrekking van dat besluit.
4. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van de bepalingen over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Ingevolge artikel 6:18, eerste lid, van de Awb brengt het aanhangig zijn van bezwaar of beroep tegen een besluit geen verandering in een los van het bezwaar of beroep reeds bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van dat besluit.
Ingevolge artikel 6:19, derde lid, van de Awb staat intrekking van het bestreden besluit niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, beslist het bestuursorgaan binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
5. Nu eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat haar beroep thans dient te worden gezien als gericht tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit behoeft de vraag of eiseres nog belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het ingetrokken besluit van 29 april 2005 geen bespreking meer.
6. De rechtbank overweegt voorts dat blijkens eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2005 op grond van artikel 6:4, derde lid, van de Awb, voor het instellen van beroep een geschrift vereist. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval aan dit vereiste voldaan door de inzending van het faxbericht van 29 juni 2005. Dat de indiening niet - zoals is voorgeschreven - heeft plaatsgevonden bij het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken te Haarlem en dat niet op grond van artikel 8:41 van de Awb afzonderlijk door de griffier griffierecht is geheven maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank overweegt in dit verband dat het aanvankelijk bestreden besluit eerst één dag voor de zitting is ingetrokken, zodat voor eiseres geen gelegenheid heeft bestaan op reguliere wijze beroep in te stellen tegen het niet nemen van een besluit.
Derhalve merkt de rechtbank het beroep van eiseres van 9 mei 2005 aan als een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van eiseres van 9 maart 2005 tegen verweerders besluit van 14 februari 2005.
7. De rechtbank overweegt dat de intrekking van het bestreden besluit volgens de verklaring van verweerder ter zitting van 30 juni 2005 is ingegeven door de nadere informatie over de toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO) die zijdens eiseres voorafgaand aan de zitting is ingediend. Verweerder heeft desgevraagd verklaard zich nog te beraden op de consequenties van die informatie voor de op het bezwaar te nemen beslissing - met name op de vraag of met inachtneming van de door eiseres voorgestane uitleg van de WAO nadere onderzoek naar de feiten zal moeten plaatsvinden - en niet te kunnen aangeven binnen welke termijn een nieuwe beslissing op bezwaar is te verwachten.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder als onderdeel van de Staat der Nederlanden te allen tijde in staat moet zijn een juiste uitleg te geven aan wettelijke bepalingen die voor de verlening van verblijfsvergunning relevant zijn, zoals ingevolge artikel 3.75, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 de vraag of de WAO-uitkering van de partner van eiseres nog voor tenminste één jaar beschikbaar is. Derhalve dient vertraging in de besluitvorming, die - zoals hier - kennelijk wordt veroorzaakt door gebrekkige kennis van de zijde van verweerder, voor rekening van verweerder te komen.
9. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van 9 maart 2005 op 20 april 2005 is verstreken. Na intrekking van het bestreden besluit op 29 juni 2005 is derhalve de situatie ontstaan dat verweerder in strijd met artikel 7:10, eerste lid, van de Awb niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiseres.
10. Het beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van eiseres tegen verweerders besluit van 14 februari 2005 is derhalve gegrond.
11. Nu het evenwel ook in het belang van eiseres is dat verweerder de nieuwe beslissing op bezwaar zorgvuldig voorbereidt ziet de rechtbank aanleiding verweerder onder toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een termijn te stellen voor het nemen van een beslissing op bezwaar van vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Nu mag worden aangenomen dat verweerder - het zij herhaald: als onderdeel van de Staat der Nederlanden - getrouw uitvoering zal geven aan deze rechterlijke uitspraak ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom als door eiseres verzocht.
12. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 322,- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
? 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
? waarde per punt € 322,-;
? wegingsfactor 1.
13. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder het door eiseres gestorte griffierecht ten bedrage van € 138,-, dient te vergoeden.
14. Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres van 9 maart 2005;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 322,-, te vergoeden door de Staat der Nederlanden;
- gelast dat het betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,-, door de Staat der Nederlanden, namens verweerder, aan eiseres wordt vergoed.
Aldus gedaan door mr. A.F.C.J. Mosheuvel en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.P.J. Tillie als griffier op 22 september 2005.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij:
Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC ’s-Gravenhage
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
Afschriften verzonden: 22 september 2005