ECLI:NL:RBSGR:2005:AU2962
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.H.B.M. Potters
- J. van der Weij
- A.F.C.J. Mosheuvel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van vrijheidsbeperkende maatregelen op basis van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 september 2005 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De eiser, een Iraakse nationaliteit, was verplicht om te verblijven in het Vertrekcentrum Vught en moest zich tweemaal per dag melden bij de vreemdelingenpolitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toepassing van de artikelen 54 en 56 van de Vreemdelingenwet 2000 in de praktijk leidde tot een verplichting voor eiser om zich in het Vertrekcentrum Vught op te houden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser theoretisch vrij was om zich elders in de gemeente Vught of 's-Hertogenbosch te vestigen, de opgelegde meldplicht en de frequentie daarvan in wezen de bewegingsvrijheid van eiser beperkten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit, dat was gebaseerd op de artikelen 54 en 56 van de Vreemdelingenwet, niet in overeenstemming was met de wet, omdat de vrijheidsbeperkende maatregel alleen kon worden opgelegd op basis van artikel 57 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in het vreemdelingenrecht, vooral in gevallen waar de bewegingsvrijheid van een individu in het geding is.