ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1921
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van vrijheidsbeperkende maatregel en toezicht voor vreemdeling onder Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 31 augustus 2005 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel en de maatregel van toezicht die aan een vreemdeling, geboren in 1962 en van Burundese nationaliteit, zijn opgelegd. De vreemdeling, aangeduid als eiseres, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, dat op 13 juli 2005 was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister de maatregelen had opgelegd op basis van artikel 56 en artikel 54 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de vreemdeling niet voldeed aan de verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de openbare orde een belangrijke rol speelt bij de beoordeling van de vrijheidsbeperking. De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht had gesteld dat de vreemdeling niet over een geldig identiteitsdocument beschikte en dat er een risico bestond dat zij na afloop van de opvangvoorziening een zwervend bestaan zou leiden. De rechtbank heeft de argumenten van de vreemdeling, die stelde dat de maatregelen als punitieve sanctie waren opgelegd, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de maatregelen niet kennelijk onredelijk waren en dat de grond voor de maatregelen, namelijk het niet voldoen aan de rechtsplicht om Nederland te verlaten, het besluit kon dragen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de vreemdeling in verband met het huidige beleid van categoriale bescherming niet naar Burundi zal worden uitgezet. De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.P. Schutte.