ECLI:NL:RBSGR:2005:AU1425

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 05/881
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door de Landelijke vereniging tot Bescherming van Dieren en haar Afdeling Oegstgeest/Sassenheim tegen de Stichting

In deze zaak vorderden de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren en haar Afdeling Oegstgeest/Sassenheim (hierna: de Landelijke vereniging c.s.) dat de Stichting, opgericht door enkele geschorste bestuurders van de Afdeling, hoofdelijk zou worden veroordeeld om volledig rekening en verantwoording af te leggen over alle gelden die namens de Afdeling aan de Stichting zijn overgemaakt. De vorderingen waren gebaseerd op de stelling dat de geschorste bestuurders geen medewerking hadden verleend aan de noodzakelijke statutenwijziging en dat er substantieel geld was onttrokken aan de Afdeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vorderingen, gezien het risico dat een aanzienlijk bedrag van meer dan één miljoen gulden verloren zou gaan aan de onafhankelijke Stichting. De rechter wees de vorderingen tot rekening en verantwoording en het overmaken van de gelden aan de Afdeling toe, met de toevoeging van dwangsommen voor het geval de Stichting niet zou voldoen aan de veroordelingen. Tevens werd de Stichting veroordeeld om de volledige administratie van de Afdeling over te dragen en werd het bestuur van de geschorste bestuurders verboden om nog bestuurshandelingen te verrichten. De rechter benadrukte dat de Stichting geen financiële verantwoording verschuldigd was aan de Landelijke vereniging, wat de onafhankelijkheid van de Stichting onderstreepte. De uitspraak werd gedaan op 23 augustus 2005, en de voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2005,
bij vervroeging gewezen in de zaak met rolnummer KG 05/881 van:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Afdeling Oegstgeest/Sassenheim van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren,
gevestigd te Oegstgeest,
eiseressen,
procureur mr. K.T.B. Salomons,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
gevestigd te [plaats],
2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. P.J. Arentshorst,
Eiseressen zullen hierna worden aangeduid als 'de Landelijke vereniging' en 'de Afdeling' en gezamenlijk als 'de Landelijke vereniging c.s.' en gedaagden als 'de Stichting', '[gedaagde sub 2]' en '[gedaagde sub 3]' en gezamenlijk als 'de Stichting c.s.'
1. De feiten
Kortheidshalve wordt verwezen naar de feiten zoals weergegeven onder 1. in het vonnis KG 05/337 van 13 april 2005 van de voorzieningenrechter alhier. Voorts wordt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 10 augustus 2005 in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 13 april 2005 heeft de voorzieningenrechter onder meer het volgende beslist:
"(...)
In reconventie
veroordeelt de Afdeling om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de statutenwijziging zoals vastgesteld in de in dit vonnis bedoelde modelstatuten afdelingen door daartoe te verschijnen voor notaris jhr. mr. F.J.M.I. van Rijckevorsel van Kessel te 's-Gravenhage (of diens plaatsvervanger) en - op diens oproep - de daarvoor op te maken notariële akte van statutenwijziging te ondertekenen en verder te doen al hetgeen door deze notaris nuttig of noodzakelijk wordt geoordeeld in verband met de statutenwijziging en haar gevolgen;
bepaalt dat, ingeval de Afdeling binnen de gestelde termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis nalatig is aan deze veroordeling te voldoen, deze uitspraak in de plaats zal treden van de notariële akte van statutenwijziging;(...)".
1.2. Tegen het vonnis is geen appèl ingesteld.
1.3. De Afdeling is op 28 april 2005 voor bovengenoemde notaris verschenen. Aangezien er vóór statutenwijziging een algemene ledenvergadering gehouden diende te worden, hetgeen verzuimd was, is de notaris niet overgegaan tot het passeren van de akte. Uiteindelijk is de statutenwijziging conform de modelstatuten in juni 2005 totstandgekomen door inschrijving van het vonnis van 13 april 2005.
1.4. In het kader van het 'veiligstellen' van in 1999 uit het legaat van [betrokkene] (hierna: het legaat) verkregen gelden (€ 462.974,71) heeft de Afdeling kenbaar gemaakt een steunstichting te willen oprichten. Op 21 april 2005 hebben onder meer [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] als privépersonen de Stichting opgericht en uit het legaat verkregen gelden naar de Stichting overgemaakt. De derde bestuurder van de Afdeling, [derde bestuurder], woont in Egypte en heeft geen bemoeienis gehad met de oprichting van de Stichting.
1.5. Bij brief van 9 mei 2005 zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], als bestuur van de Afdeling, gesommeerd inzicht te geven in het legaat teneinde aan het hoofdbestuur en de Commissie van Toezicht de mogelijkheid te geven de bestemming van de gelegateerde gelden te controleren.
1.6. Na daartoe van de Commissie van Toezicht verkregen bindend advies van 8 juni 2005, is bij brief van 16 juni 2005 van de Landelijke vereniging het bestuur van de Afdeling geschorst en zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gesommeerd binnen vijf dagen de aan de Stichting overgedragen gelden naar de Afdelingsrekening terug te storten. Tevens zijn zij privé aansprakelijk gesteld voorzover zij hieraan geen gehoor zouden geven. Voorts is in deze brief medegedeeld dat het lidmaatschap van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [derde bestuurder] van de Landelijke vereniging is beëindigd. Dit heeft tot gevolg, aldus de brief, dat het lidmaatschap van [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [derde bestuurder] van de Afdeling moet worden beëindigd.
1.7. Ingevolge artikel 30 lid 2 kan een geschorst bestuurslid van een afdeling tegen de schorsing in beroep komen en wordt hierop in de eerste algemene vergadering van de Landelijke vereniging besloten. [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [derde bestuurder] hebben van hun beroepsmogelijkheid gebruik gemaakt. De eerste algemene vergadering van de Landelijke vereniging zal op 10 december 2005 plaatsvinden.
1.8. De beëindiging van het lidmaatschap van de Afdeling hebben [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [derde bestuurder] voorgelegd aan de Raad voor Geschillen, die een bindende uitspraak doet (artikel 26 lid 3 afdelingsstatuten). De verwachting is dat omstreeks eind september 2005 de Raad van Geschillen een uitspraak gedaan zal hebben.
1.9. Bij brief van 29 juni 2005 zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gesommeerd de volledige administratie van de Afdeling over te dragen ter controle door de accountant van de Landelijke vereniging en de Commissie van Toezicht.
1.10. Op 1 juli 2005 heeft de Landelijke Vereniging conservatoir derdenbeslag onder INGBank gelegd ten laste van de Stichting. Dit beslag zou echter geen doel hebben getroffen omdat het, volgens mr. Arentshorst, op een verkeerde bankrekening gelegd zou zijn.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
De Landelijke vereniging c.s. vorderen -zakelijk weergegeven- :
a) de Stichting c.s. hoofdelijk te veroordelen, op straffe van een dwangsom, jegens hen volledig rekening en verantwoording te verstrekken ten aanzien van alle gelden die namens de Afdeling overgemaakt zijn aan de Stichting, onder afgifte van een compleet en volledig afschrift van het legaat;
b) de Stichting c.s. hoofdelijk te veroordelen, eveneens op straffe van een dwangsom, de gelden die namens de Afdeling overgemaakt zijn aan de Stichting over te maken op de bankrekening van de Afdeling;
c) [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te veroordelen de volledige administratie en boekhouding van de Afdeling aan hen te overhandigen;
d) [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te verbieden bestuurshandelingen met betrekking tot de Afdeling te verrichten op straffe van een dwangsom voorzover zij na betekening van dit vonnis in overtreding daarmee handelen.
Daartoe voeren de Landelijke Vereniging c.s. onder meer het volgende aan.
De -thans geschorste- bestuurders [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben geen medewerking verleend aan de noodzakelijke statutenwijziging en hebben de bestaande regels zoals neergelegd in de statuten en het CBF convenant met voeten getreden door zonder instemming van het hoofdbestuur van de Landelijke vereniging en de Commissie van Toezicht een stichting op te richten. Daar komt bij dat de opgerichte stichting volledig onafhankelijk is zodat de Landelijke vereniging of Afdeling geen enkele controle kan uitoefenen. Aldus is een substantieel bedrag blijvend aan het vermogen van de Afdeling onttrokken. Daarenboven weigeren [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] inzage in de administratie en het legaat. De schorsing van de bestuurders van de Afdeling is dan ook volkomen op zijn plaats. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gaan volledig hun eigen gang en werken niet samen met de Landelijke vereniging maar stelselmatig tegen. De publieke schade voor de Landelijke vereniging en de Afdeling zal enorm groot zijn wanneer blijkt dat een aan de Afdeling gelegateerd bedrag van ruim één miljoen gulden onbevoegdelijk in het bezit is gekomen van een onafhankelijke stichting van enkele bestuursleden van een afdeling. De Landelijke vereniging c.s. hebben dan ook een spoedeisend belang bij hun vorderingen.
De Stichting c.s. voeren gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Uit de stellingen van de Landelijke vereniging c.s. blijkt van een voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen. Naar zij stellen dreigt immers een schandaal wanneer bekend wordt dat een aan een afdeling gelegateerd bedrag van ruim één miljoen gulden is verdwenen naar een niet met de Landelijke vereniging of de Afdeling gelieerde stichting.
3.2. Ingevolge artikel 30 lid 1 juncto lid 3 van de landelijke statuten heeft het hoofdbestuur van de Landelijke vereniging de bevoegdheid om tot schorsing van het afdelingsbestuur over te gaan en gedurende de schorsing de leiding van de afdeling over te nemen. Dit impliceert dat de Afdeling, waarover thans de Landelijke vereniging het bestuur voert, rechtsgeldig is vertegenwoordigd en ontvankelijk is in haar vorderingen. Het beroep van de Stichting c.s. op niet-ontvankelijkheid van de Afdeling zal derhalve worden gepasseerd.
3.3. Artikel 16 lid 6 van de modelstatuten (en mitsdien thans van de statuten van de Afdeling) bepaalt onder meer - voorzover hier van belang - dat voor besluiten met betrekking tot de oprichting van een steunstichting het bestuur van een afdeling voorafgaande goedkeuring van de algemene ledenvergadering van de afdeling en het hoofdbestuur nodig heeft. Daarenboven is daarvoor ingevolge het CBF convenant ook de instemming van de Commissie van Toezicht vereist. Een en ander is expliciet aan de orde gekomen ter zitting van 8 april 2005, hetgeen ook moge blijken uit de overwegingen onder punt 3.7. van het vonnis van 13 april 2005 die, voor zover hier van belang, luiden: "Daar komt bij dat er geen aanwijzingen zijn dat het hoofdbestuur zich verzet tegen de oprichting van een zogeheten steunstichting. Dit is van belang omdat de Afdeling een zodanige oprichting overweegt om vervolgens het gelegateerde vermogen over te dragen aan een aan haar gelieerde steunstichting. Opmerking verdient nog dat daarvoor ook de instemming nodig is van de commissie van toezicht voor het keurmerk, in het kader van het convenant, maar de Afdeling kan daartegen in redelijkheid geen bezwaar maken, nog afgezien van de vraag of die instemming niet ook al nu - zonder de statutenwijziging - vereist is. " Tegen deze achtergrond en gelet op de sinds 1998 lopende procedure ter verkrijging van het CBF-keurmerk, en de daaraan verbonden zeer stringente eisen voor wat betreft de financiële verantwoording van de Landelijke vereniging en alle afdelingen, wekt het op zijn minst verbazing dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ertoe zijn overgegaan de Stichting in het leven te roepen zonder de vereiste goedkeuring en toestemming van het bestuur van de Landelijke vereniging en de Commissie van Toezicht. Uit de zinsnede "dat er geen aanwijzingen zijn dat het hoofdbestuur zich verzet tegen de oprichting van een zogeheten steunstichting" kan geenszins afgeleid worden dat niet langer de toestemming van de Landelijke vereniging benodigd zou zijn of dat de Commissie van Toezicht, een van het hoofdbestuur onafhankelijke commissie, kon worden gepasseerd.
3.4. Daarbij komt dat de Stichting volledig onafhankelijk van de Landelijke vereniging of de Afdeling is. Zo is de Stichting geen financiële verantwoording schuldig aan het bestuur of enig ander orgaan van de Landelijke vereniging of de Afdeling. Feitelijk is dan ook geen sprake van een steunstichting. Dat twee bestuurders van de Afdeling tevens oprichters zijn van de Stichting maakt dit niet anders nu de personele bezetting van besturen tijdelijk pleegt te zijn. Voorts is ook elk inzicht in de financiën van de Afdeling of het legaat geweigerd aan de Landelijke vereniging en de Afdeling. Door voornoemde handelwijze van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn gelden onttrokken aan het vermogen van de Afdeling en het toezicht door de Landelijke vereniging. Daarmee is niet alleen gehandeld in strijd met het legaat, dat "de vereniging: Nederlandsche Vereniging tot Bescherming van Dieren, Afdeling Oegstgeest" als begunstigde noemt, maar ook met de afdelingsstatuten (artikel 12 lid 2 sub c, artikel 16) en het CBF convenant.
3.5. Gezien het vorenstaande komen de vorderingen betreffende het afleggen van rekening en verantwoording ten aanzien van alle gelden die namens de Afdeling overgemaakt zijn aan de Stichting en het overmaken van die gelden aan de Afdeling voor toewijzing in aanmerking.
Er bestaat aanleiding de veroordelingen te versterken met een dwangsom. De in verband met de overmaking door de Stichting aan de Afdeling gevorderde dwangsommen komen evenwel -gelet op het bepaalde in art. 611a Rv.- niet voor toewijzing in aanmerking voor zover deze door de Afdeling worden gevorderd, maar wel voor zover deze gevorderd worden door de Landelijke vereniging. De gevorderde dwangsommen zullen echter worden gemaximeerd. Tevens zal worden bepaald dat de op te leggen dwangsommen vatbaar zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
Ook de vordering tot afgifte van een compleet en volledig afschrift van het legaat is toewijsbaar nu dit noodzakelijk is in het kader van de controle van de besteding van de financiële middelen van de Afdeling en bovendien nu dit moet worden gerekend tot een tot de administratie behorend stuk van de Afdeling als bedoeld in artikel 17 van de afdelingsstatuten.
3.6. Nu de Landelijke vereniging de leiding heeft over de Afdeling, zal de vordering betreffende de overhandiging van de administratie van de Afdeling toegewezen worden. Hetzelfde geldt voor het verbod aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om bestuurshandelingen voor de Afdeling te verrichten. Deze vorderingen zijn te meer toewijsbaar nu in een vonnis van heden onder kenmerk KG 05/904 de door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gevorderde intrekking van het schorsingsbesluit en nevenvorderingen afgewezen zijn.
3.7. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt de Stichting c.s. hoofdelijk om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis jegens de Landelijke vereniging c.s. volledig rekening en verantwoording te verstrekken ten aanzien van alle gelden die namens de Afdeling overgemaakt zijn aan de Stichting, onder afgifte van een compleet en volledig afschrift van het legaat, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan, dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan, met een maximum van € 100.000,--;
veroordeelt de Stichting c.s. hoofdelijk om binnen 48 uur na de betekening van dit vonnis een bedrag van € 462.974,71, althans een bedrag dat naar het oordeel van de Landelijke vereniging c.s. genoegzaam verantwoord is, over te maken op de bankrekening met nummer 66.71.15.242 van de Afdeling, zulks - behoudens in de verhouding tussen de Afdeling en de Stichting - op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan, dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan, met een maximum van € 500.000,--;
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis de volledige administratie en boekhouding van de Afdeling aan de Landelijke vereniging c.s. te overhandigen door aflevering ten kantore van mr. K.T.B. Salomons, Eisenhowerlaan 102 alhier;
verbiedt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] na de betekening van dit vonnis bestuurshandelingen met betrekking tot de Afdeling te verrichten, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per verboden handeling, met een maximum van € 100.000,--;
bepaalt dat bovenstaande dwangsommen vatbaar zijn voor matiging op de wijze zoals onder 3.5 is vermeld;
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Landelijke vereniging c.s. begroot op € 5.485,60, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 4.584,-- aan griffierecht en € 85,60 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
svw